In 1747 ontdekte de Berlijnse scheikundige A.S. Marggraf (1709-1782) hoe uit een suikerbiet suiker gehaald kon worden.De goedkopere winning van suiker uit rietsuiker in Nederland zorgde ervoor dat er hier vooralsnog weinig interesse was in bietsuiker. Dat veranderde in de jaren 50 van de 19e eeuw. De gebroeders Christiaan Hendrik (1802-1881), Martinus (1806-1888) en Adriaan de Bruyn (1808-1882), wiens vader rietsuikerraffinadeur was in Amsterdam, besloten de sprong te wagen om op industriële wijze suiker te winnen uit bieten.
De keuze voor West-Brabant en Zevenbergen was gelegen in de goede landbouwgronden, waterverbindingen en arbeidskrachten. Ze richten de zogenaamde Commanditaire Sociëteit voor Landbouw en Industrie onder de Firma de Bruyn op en kochten grond die behoorde bij de hoeve Zorgwijk aan de Huizersdijk in Zevenbergen. Deze hoeve en gronden waren in 1852 in bezit gekomen van de echtgenote van notaris Adriaan van de Werk, die zelf participeerde in de sinds 1848 aan de Huizersdijk gevestigde meekrapfabriek de Phoenix, de eerste meekrapfabriek in Nederland. In 1867 werd deze fabriek omgebouwd tot een suikerfabriek. (1). Na het verlenen van een concessie werd in 1858 nog een suikerfabriek gebouwd naar ontwerp van architect Van Outerstep en kon deze zijn eerste campagne draaien. Die duurde van 2 november 1858 tot 15 februari 1859 en men verwerkte 8,6 miljoen kilo aan suikerbieten. Een hoeveelheid die nu in één etmaal door een moderne fabriek wordt verwerkt. Naast de suikerfabriek verrees er een spiritusfabriek en een potasfabriek, die de restprodukten van de suikerfabriek verwerkten.
Werkgelegenheid
De suikerfabriek kreeg na verloop van tijd de naam van de vrouw van Adriaan de Bruijn, Azelma (2) en de spiritusfabriek werd vernoemd naar de vrouw van Martinus, Amelia. De nieuwe bedrijvigheid bood in de campagnetijd maar liefst werk voor 260 mannen, vrouwen en kinderen. Voor velen was het een uitkomst in de winterperiode. Bijvoorbeeld de broers Wilhelmus (1872-1961) en Pieter Beljaarts (1874-1937) die schilders van beroep waren, maar suikerkoker in de campagne. Hun vader Pieter (1837-1879) was ook suikerkoker maar metselaar buiten de campagne (3).
Gunstige belastingmaatregelen zorgden ervoor dat de suikerindustrie kon groeien en lucratief was. Dat leidde tot de bouw van nog meer suikerfabrieken in Nederland. Er werden tussen 1858 en 1873 maar liefst 33 moderne suikerfabrieken gebouwd, waarvan het merendeel in de regio West-Brabant. In Zevenbergen kwamen er voor 1900 nog twee suikerfabrieken bij. In 1867 werd de eerder genoemde stoommeekrapfabriek de Phoenix omgebouwd tot suikerfabriek. Hetzelfde jaar verrees in Standdaarbuiten (3) de suikerfabriek van de NV Noord-Brabantse Beetwortelsuikerfabriek. In 1872 tenslotte werd aan de haven nabij de oude eerste meestoof van Zevenbergen de suikerfabriek De Dankbaarheid (4) opgericht. In 1888 werkten in de campagnetijd ruim 500 mensen in de fabrieken te Zevenbergen en Standdaarbuiten.
Fusies en neergang
Vanaf de jaren 90 van de 19e eeuw komen er tussen de fabrieken fusies op gang die uiteindelijk resulteren in de bundeling van particuliere suikerfabrieken in eerst de Algemene Suikermaatschappij (1908) en de Centrale Suikermaatschappij (CSM) in 1919. Een andere ontwikkeling die deze bundeling noodzakelijk maakte was de komst van coöperatieve suikerfabrieken. Na Sas van Gent (1899), Dinteloord (1908) en Puttershoek (1912) wordt ook in Zevenbergen in 1912 een Coöperatieve fabriek opgericht die, vanwege de eerste wereldoorlog, pas in 1917 haar eerste campagne draaide. De particuliere fabrieken leggen in onze gemeente één voor één het loodje. Alleen de Coöperatieve bleef over. In 1928 kwam er een vennootschap met Dinteloord en in 1947 een fusie van deze twee fabrieken met Roosendaal tot de Vereniging Coöperatieve Suikerfabrieken (VCS). Deze fuseert in 1966 met de overige coöperatieve fabrieken tot de Suiker Unie. In 1987 sluit de fabriek in Zevenbergen haar deuren en daarmee kwam een einde aan 130 jaar suikerindustrie in de gemeente Moerdijk (5).
Hoewel we dus al geruime tijd de specifiek zoete geur in de suikerbietencampagne moeten missen zijn er ondanks vele sloopactiviteiten nog enkele tastbare aanwijzingen van de suikerindustrie aanwezig. Het suikerdepot in Standdaarbuiten, de Keet aan de Huizersdijk 9 (6), de woning van vennoot Adriaan de Bruijn, de graven van hem en zijn dochter, de gebouwen van de voormalige Coöperatieve Suikerfabriek en gebouwtjes van de Phoenix en Dankbaarheid in Zevenbergen, zij alle herinneren aan de eens florerende suikerindustrie.
Bronnen:
– H.W. Lintsen (red.), ‘Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890’. Deel IV. Delfstoffen, machine- en scheepsbouw. Stoom. Chemie. Telegrafie en telefonie. Walburg Pers, Zutphen 1993
– Martijn Bakker, ‘Ondernemerschap en Vernieuwing, De Nederlandse Bietsuikerindustrie 1858-1919’, Amsterdam, 1989, NEHA -reeks
– ’t Sandt daer buyten, geschiedenis van Standdaarbuiten en Noordhoek (1988)
Bronnen illustraties:
– 1., 2. en 4. regionaal Archief West-Brabant
– 3. Heemkundekring ’t Sand daer buyten
– 5. Archief Suiker Unie
– 6. Bea Hoeks- de Laat