29. Boer en bank

Vanaf het einde van de 19e eeuw ontstaan de eerste coöperatieve boerenleenbanken. Ze beogen kredietverlening aan de agrarische sector tegen gunstige voorwaarden. Zij komen voort uit lokale initiatieven, vaak met steun van de jonge Boerenbonden. Na de Tweede Wereldoorlog verhuizen de huiskamerbanken naar een eigen bankgebouw. Zij ontwikkelen zich tot professionele banken voor boeren, voor de niet-agrarische middenstand en consumenten.
VorigeVolgende

“Den woeker te weren, den landman in zijn nood bij te staan, maar ook de spaarzaamheid, naastenliefde, arbeidzaamheid en matigheid te bevorderen”.
pater Gerlacus van den Elsen

De oorsprong

Heddesdorf, Duitsland, 1864. Burgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen trekt zich de armoede van de dorpsbewoners persoonlijk aan en besluit daaraan iets te doen. Zijn idee: je bestrijdt armoede het beste door mensen te helpen om zichzelf te helpen. Zijn oplossing: de kredietcoöperatie. Raiffeisen’s idee voor de kredietcoöperatie slaat aan en ook in Nederland ontstaan in de jaren negentig van de negentiende eeuw de eerste coöperatieve boerenleenbanken. Naar recept van Raiffeisen dus met een centrale bank of eigenlijk twee: de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank in Eindhoven en de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank in Utrecht.

Eind negentiende eeuw speelt de pauselijke encycliek Rerum Novarum van 1891 een belangrijke rol. Hierin werden geestelijkheid en burger aangespoord om verenigingen van de werkende stand op te richten als tegenwicht voor zowel het gelijkheidsstreven van het socialisme als het laissez faire van het liberalisme, de twee grote ideologische stromingen van die tijd. In lijn met die oproep werd in 1896 de Nederlandsche Boerenbond opgericht, gevolgd door vele plaatselijke afdelingen. In het licht van die tijd had de bevordering van het landbouwkredietwezen grote prioriteit voor deze bonden. Als de ‘Brabantse Raiffeisen’ wist pater Gerlacus van den Elsen het gedachtegoed van zijn geestelijk vader te reproduceren en richt met steun van de boerenbonden in Noord-Brabant een groot aantal Boerenleenbanken op (zie ook www.rabocanon.nl)

De vijf belangrijkste beginselen van zowel de Raiffeisenbanken als de Boerenleenbanken waren:

  1. onbeperkte aansprakelijkheid van de leden
  2. een onbezoldigd beheer
  3. reservering van de winst
  4. een lokaal beperkte werkgebied
  5. plaatselijke zelfstandigheid, maar aansluiting bij een coöperatieve centrale bank.

De beginselen zaten niet alleen ideologisch goed in elkaar; ook zakelijk boden ze een doortimmerde basis. Alleen in een beperkt werkgebied kon er immers een goede persoonlijke beoordeling van de kredietaanvrager plaatsvinden en dat was weer de basis  voor de onbeperkte aansprakelijkheid van de leden. Maar het was ook voor de beter gesitueerden een stimulans om verantwoordelijkheid te dragen voor het bestuur en de financiën.

Het kassierschap van de bank  is lange tijd een nevenbetrekking: een bijbaantje voor de landbouwer of de schoolmeester. Een of twee keer in de week houdt hij zitting. De (huis)kamer of keuken doet dienst als bankkantoor. De kassier hoeft niet meer te doen dan de grootboeken, het kwitantieboekje of het (spaar) bankboekje in te vullen. Het is puur uitvoerend werk, het bestuur beslist over belangrijke zaken zoals kredietverlening en de toelating van nieuwe leden.

Gaandeweg krijgt de kassier meer werk en meer verantwoordelijkheden. De nevenbetrekking wordt een drukbezette baan, hij moet een diploma boekhouden op zak hebben! Hij wordt ook steeds meer de financieel deskundige praatpaal voor het bestuur. De kassier wordt van lieverlee een heuse directeur. De bank verhuist naar een eigen pand in de dorpskern, verruimt de openingstijden en vergroot het dienstenpakket. Vrijwel elk dorp in onze gemeente telde dan wel een Raiffeisenbank of Boerenleenbank. En soms zelf allebei.

Rabo; Ra danwel Bo

Het onderscheid tussen Raiffeisen- en Boerenleenbank kan, los van juridische kwesties, in hoofdzaak verklaard worden door de kerkelijke achtergrond van de leden. De katholieke boeren werden lid van de Boerenleenbank terwijl de protestante zich aansloten bij de Raiffeisenbank. Het verschil in geloof was dermate dat er in Fijnaart, Klundert en Zevenbergen zowel een Boerenleenbank als een Raiffeisenbank te vinden was. Terwijl op centraal niveau in 1972 gefuseerd werd naar de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank, kortweg Rabobank, en dit in veel dorpen en steden ook plaatselijk navolging vond, bleef de situatie van twee Rabobanken in één kern in onze streek tot aan 1992 een feit. Pas hierna ontstond de huidige Rabobank West-Brabant Noord, met als oprichtingsdatum 1 september 1992. In juridische zin de jongste Rabobank van Nederland echter door de vele fusies gaat de oprichtingsdatum terug naar 1899. De Rabobank Groep, waar Rabobank West-Brabant Noord onderdeel van uit maakt, is uitgegroeid tot de een na grootste vereniging van Nederland (na de ANWB), marktleider op tal van terreinen, internationaal actief en een van de meest kredietwaardigste banken ter wereld.

Rabobank; van oorsprong agrarisch, nog steeds coöperatief

Zowel de Boerenleenbank als de Raiffeisenbank zijn sinds hun oprichting onlosmakelijk verbonden met de agrarische sector. De coöperatief georganiseerde banken voorzien de boeren van krediet voor de aanschaf van zaaigoed, hypotheken voor grond of gebouwen, maar ook voor de financiering van nieuwe werktuigen. De toegenomen welvaart bij de boeren zorgt er voor dat de banken steeds meer spaargelden te beheren krijgen. Het gaat boer en bank voor de wind.

In de jaren dertig (‘de grote depressie’) van de vorige eeuw wordt de agrarische sector zwaar geraakt. De koopkracht daalt, er is grote werkloosheid en tot overmaat van ramp sluiten veel landen de grenzen voor de Nederlandse exportgoederen. Het water staat veel boeren aan de lippen. Gelukkig hebben de coöperatieve banken tijdig voorzieningen getroffen om de barre tijden te doorstaan. Slechts bij uitzondering wordt tot executie overgegaan. Als de crisis en de Tweede Wereldoorlog achter de rug zijn, pakt de sector de draad weer op en wordt Nederland een van de grootste landbouwexporteurs ter wereld.

Om de wederopbouw te kunnen financieren, bevorderd de overheid na de Tweede Wereldoorlog het sparen. De coöperatieve banken weten dan ook steeds meer niet-agrarische en jeugdige spaarders aan te trekken. Ook stelt de bank zich vanaf eind vijftiger jaren steeds meer open voor niet-agrarische kredietverlening. Zodoende draagt ze bij aan de ontwikkeling van de plaatselijke middenstand en midden en kleinbedrijf. Het streven van de overheid om het eigen woningbezit te bevorderen is de oorzaak van de uitbreiding van de kredietverlening aan particulieren.

Bronnen:

– www.rabocanon.nl
– Raiffeisen, levensroman van een groot pionier. Franz Braumann. ISBN 90 232 0965 6

– De andere bank, de Rabobank en het coöperatief bankieren. Diverse auteurs. Rabobank Nederland. ISBN 90 9016441 3
– Het coöperatief alternatief, honderd jaar Rabobank 1898-1998. Diverse auteurs. Rabobank Nederland. ISBN 90 12 08529 2
– Zie ook www.wbn.rabobank.nl
– Diverse archiefstukken Rabobank West-Brabant Noord

Bronnen illustraties: 
– 1. t / m 5.
 www.rabocanon.nl
– 4. Foto: Fa. W.D. Niestadt & Zn
– 5. Foto: Ruud Hoornstra

1. Burgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen.
2. Pater van den Elsen.
3. Investeren in glastuinbouw.
4. Kantoor Boerenleenbank.
5. Handleiding voor het Beheer en de Boekhouding der Boerenleenbanken.
VorigeVolgende
linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram