27. Visserij

Het Hollandsch Diep en de Merwede worden voornamelijk in de 19e eeuw vanuit Moerdijk en Willemstad bevist. Paling, aal, zalm, houting, jonge elft, zeebliek, bot en pin zijn de grootste vangsten. Via groothandel, ‘visbanken’ en later een coöperatieve vereniging vind de vis zijn weg. Waterverontreiniging in de jaren ’50 en ’60 en de afsluiting van de Haringvliet zetten het einde in van de visserij. Of gloort er toch nog hoop…?
VorigeVolgende

De eerste mensen waren jagers en vissers, later begonnen zij ook de grond te bewerken. De eerste bewoners van West- Brabant hielden zich ook met visserij bezig, al snel zelfs beroepsmatig. De visserij op de open wateren van het huidige Hollandsch Diep en de watergangen tussen de Zeeuwse en Hollandse eilanden was, zeker voor de afsluitingen van de zeearmen, duidelijk een zoutwater visserij. Dit in tegenstelling tot de visserij op de grotere en kleine rivieren waar, tot ver na de middeleeuwen, nog zalm, houting en elft gevangen kon worden.

Van staalbomen naar ankerkuilen

Tot het einde van de 19de eeuw werd op het Hollandsch Diep met staalbomen gevist: twee in de bodem van de rivier of de zeearm vastgezette palen met daartussen een net. Door de gevaren voor de scheepvaart kwam deze vorm van visserij in onbruik. Daarvoor in de plaats kwam de zgn. ‘ankerkuilvisserij’: naast de vissersboot, veelal een schokker, werd een raamwerk van bomen (ook wel raamkuil genoemd) neergelaten met daaraan een zakvormig net dat vastgelegd werd aan het anker van het schip. Hiermee werd voornamelijk op paling en spiering gevist. Ook werd er vanuit kleine bootjes gevist op aas met een kleine ankerkuil (1).

Tweedehands schokkers

De schokker was afgeleid van vissersboten zoals die in die tijd op de Zuiderzee voeren: een blazer, tjalk, aak of de Zeeuwse hoogaars en hengst. Deze boten werden dan tweedehands door Moerdijkse vissers aangeschaft en omgebouwd tot een schokker. Dit hield in dat ook op het achterschip een dek werd gebouwd en voorzieningen werden getroffen voor het gebruik van de raamkuil.
De werkzaamheden vonden plaats in Moerdijk waar enkele scheepswerven waren. Ook Willemstad had een kleine scheepswerf (2).
Van 1 april tot 1 juni mocht er niet worden gevist, de schepen werden dan naar de werf gebracht voor onderhoud, met name het schoonmaken van de onderkant (het ‘banken’).
De schokker voer op een grootzeil en een fok.
Na de tweede wereldoorlog werden de zeilen vervangen door een motor en werd een kajuit gebouwd. De bootjesvissers gingen over op een buitenboordmotor.
De vissers vanuit Willemstad waren in hoofdzaak bootjesvissers, vanuit Moerdijk werd met name met schokkers gevist. De bootjesvissers visten meestal met kubben en fuiken op paling en aal. Verder werd er gevist op zalm, houting, jonge elft, zeebliek, bot en pin. Voor de zalmvisserij trokken de vissers in het seizoen ook de Merwede op, richting Hardinxveld.

Het water verpacht

Tot 1795 was het visrecht een heerlijk recht en voor een deel van het Hollands Diep in handen van de Prins van Oranje. Een rentmeester verpachtte het in percelen verdeelde viswater aan de meestbiedenden waarbij een verschil werd gemaakt tussen de kustvisserij en drijfnetvisserij. In 1795 kwamen deze rechten in handen van de Staat en vanaf toen ontstond ook de behoefte aan registratie van de boten. Elk schip had aan weerszijden van de boeg en op het grootzeil zijn registratienummer staan (KL=Klundert, WM=Willemstad, ZL=Hooge en Lage Zwaluwe) (3).

Een verpachting uit 1887
Op 7 december 1887 werden door de Ontvanger der Registratie en Domeinen te Zevenbergen en Dordrecht in het openbaar verpacht de visserijen van de Staat, gelegen in het Hollands Diep, het Haringvliet, het Vuile Gat en het Goereesche gat en enige visserijen in de Nieuwe Merwede, de Amer, het Scheur, de Killen en Gaten van het Bergsche Veld, rechts van de Nieuwe Merwede.

In totaal waren dit 63 percelen, waarvan 42 betrekking hadden op visserij met ankerkuilen terwijl in 12 daarvan de wijze waarop de kuil bevestigd werd, werd vrijgelaten. Voor de visserij met kuilen gold dat de pachttijd telkens stilzwijgend met een jaar werd verlengd. De gesloten tijd was van 1 april tot 15 mei. De pachter had het recht om het vissen middels een vergunning aan een ander over te laten.

Met de vis aan de haal

De meeste gevangen vis werd door een groothandel opgekocht en afgevoerd. In de gloriedagen van de visserij was er al een vriesinrichting waar met name de vis voor de export naar toe ging.
Zelfstandige vissers (of hun vrouwen) leurden hun vis zelf uit en gingen, met de gevangen vissen in een kruiwagen, te voet naar Zevenbergen en zelfs Breda om hun vangst te verkopen. Hier hebben de Moerdijkers de bijnaam van “Spieringkruiers” aan te danken! (4)
In Willemstad was het tot 1803 verplicht om de gevangen vis op de visbank aan de haven te aan te bieden. Toen Willemstad begin twintigste eeuw een tramverbinding met Rotterdam en Roosendaal kreeg, kon de vis van daaruit ook geëxporteerd worden.
In 1933 richtten enkele Moerdijkse vissers een coöperatieve vereniging op met als doel het voor gezamenlijke rekening verkopen van visserijproducten en het aanschaffen van visserijbenodigdheden. Drie maal per week was er een veiling, op vrijdag de grootste.

Net onderhoud

De visnetten werden door de vissers zelf gebreid, soms door de vrouwen. Daarvoor werd hennep, katoen of zijde gebruikt, tegenwoordig zelfs nylon of perlon. Netten en fuiken moesten regelmatig gecontroleerd en gerepareerd worden. Vooral krabben konden de netten vernielen, er moest dan een nieuw stuk worden ingebreid (boeten). Het materiaal werd verduurzaamd door het te tanen, dit is het laten weken in een oplossing van kokend water en eikenschors. Met name de knopen van de netten moesten goed doortrokken worden met de looistof. Later werd hier ook cachou voor gebruikt, een extract uit kernhout of de bast van verschillende Oosterse bomen (5).

Jacht op stropers

Tegen visstropers stond de politie aanvankelijk machteloos. In 1860 werd het toezicht op het Hollands Diep en de Amer aan de marechaussee opgedragen. Eerst vanuit een open roeiboot, dan vanuit zeilboten en pas vanaf 1930 met een ijzeren motorboot.

Vissers uitgevist

Tussen 1914 en 1919 waren op de Nederlandse rivieren 267 drijverschuiten in gebruik. In 1925 bestond de vloot aan het Hollandsch Diep uit 74 schuiten. In Moerdijk leefden voor 1940 veertig gezinnen van de visserij. De waterverontreiniging door de industrie, vooral in de jaren vijftig en zestig, zette het einde van de visserij in. De afsluiting van het Haringvliet in 1970 was de doodsteek. De meeste vissers hebben toen hun beroep opgegeven of zochten een andere baan. Een aantal vissers is verhuisd (o.a. naar Den Oever bij Den Helder) en overgestapt op de zeevisserij.

Of toch niet helemaal?

Nu wordt er over gesproken om de Haringvlietsluizen weer gedeeltelijk open te zetten, wat grote gevolgen heeft voor de overgebleven beroepsvisserij (zie venster 40). Vissers zullen op andere methoden moeten overstappen want hoe langer de sluizen open gaan, hoe beter de mogelijkheden voor visintrek zijn en trekvissen kunnen komen zoals zalmachtigen, zeeforel, fint en elft. Voor de sportvissers zal het op een deel van het Haringvliet ruiger en avontuurlijker worden. Anderzijds neemt door het toenemende getij de bereikbaarheid van sommige vislocaties af.

Oud-Moerdijklied

Tekst en muziek: Piet Brandt

In het mooie stille Brabant
Aan het wijde Hollandsdiep
Waar de golfjes kabbelend rollen
En je Moerdijks haven ziet
Met je torens, brug en wallen
En je oude glorienaam
Schijn je heus niet te bevallen
Dat je zo moest henen gaan

Weet je nog van voor de oorlog
Toen de schokkers voeren uit
Om de kust te gaan bevaren
Voor een schamele vissersbuit
Toen de scheepswerf hier nog werkte
Jij een vissershaven was
Met je veerboot en je klooster
Wat was jij toen in je sas

Maar die glorie is verworden
Slechts de historie bleef bestaan
Het is hier zo stil geworden
Nu je roem is weggegaan
Sluimer jij maar stille verder
Met het oude om je heen
Want je bent en blijft de herder
Van de roem van het verleén

Maar de toekomst zal ons leren
Wat Moerdijk nu worden gaat
Of een stipje op een kaartje
Of een dorp waar je voor gaat
Niets kan onze trouw verstoren
Geen idee of lelijk plan
Dus we blijven steeds behoren
Tot een dorp wat leven kan

Bronnen:
– G.J. Botermanne en Dr. P.P.C. Hoek, ‘Rapport over de Ankerkuil- en Staalboomvisserij op het Hollandsch Diep en Haringvliet’, 1888
– 
C. van Mastrigt & R.C.M Jacobs, ‘Tussen Hollandsch Diep & Mark-Dintel’, 1999

Bronnen illustraties:
– Bovenin, 2. en 5. Regionaal Archief West- Brabant
– 1. en 3. Stichting Heemkunde Moerdijk
– 4. Website Carnavalsvereniging ‘De Spieringkruiers’  www.spieringkruiers.nl

1. Schokker.
2. Scheepswerf Willemstad rond 1960 met Schokker WM5.
3. Schokkers Zwaluwe en Klundert.
4. Logo carnavalsvereniging de Spieringkruiers Moerdijk.
5. Repareren van visnetten "Moerdijk te Kijk" 1982.
VorigeVolgende
linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram