Het overwegend protestants-christelijke, westelijke deel van wat nu de gemeente Moerdijk is (Willemstad, Fijnaart en Klundert) kende vooral grotere agrarische bedrijven. In het oostelijke deel, voornamelijk katholiek van oorsprong (Standdaarbuiten, Zevenbergen, Langeweg en Zevenbergschen Hoek) waren vooral kleinere bedrijven. In het hele gebied hebben in de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw twee ruilverkavelingen plaatsgevonden. Ook daar kwamen de regionale verschillen binnen de gemeente tot uiting. Het betrof de Ruilverkaveling Willemstad en de Ruilverkaveling Zonzeel.
De aardappelteelt concentreerde zich vooral in het westen rond Willemstad en Fijnaart. De grond daar was makkelijker bewerkbaar, de zogenaamde zavelgrond. Vlasteelt vond voornamelijk plaats in Noordhoek en Standdaarbuiten. Later, toen het linnen uit de mode raakte, gingen veel vlassers over op de teelt van champignons. De kleinere bedrijven met weinig vreemde arbeid in bijvoorbeeld Langeweg hadden veel langer een gemengde structuur: naast akkerbouw werden ook melkkoeien gehouden. De akkerbouw werd in Langeweg en Zevenbergschen Hoek al vroeg veel intensiever, met name door het telen van groenten voor de conservenindustrie. (1)
Arbeid en landbouw
Alles werd met de hand verzorgd en geoogst. De suikerbieten werden in maart of april gezaaid, daarna werden de kleine plantjes gedund, want uit één zaadje groeiden wel vijf plantjes. Bij het dunnen ging men op de knieën het veld over om alle bosjes enkel te zetten. Dit werd het op één zetten genoemd. Ook de onkruidbestrijding bracht nog het nodige handwerk met zich mee. In het najaar werden de suikerbieten vervolgens met de hand gerooid. Het beeld De Peeënsteker in het Kees Klasenplantsoen in Zevenbergen getuigt hier van. Na het steken werden de bieten schoongemaakt en naar de suikerfabriek in bijvoorbeeld Zevenbergen gebracht. Ook aardappelen werden met de hand uit de grond gehaald. (2)
In onze regio komen ook enkele grotere fruitteelt bedrijven voor. Dat waren ook toen al gespecialiseerde bedrijven die voornamelijk appels en peren teelden met laagstam bomen. Dus geen hoge bomen, die niet alleen veel wind vangen maar ook moeilijk te plukken waren. De melkveehouderij was veelal kleinschalig en vond nog lang plaats op de kleinere gezinsbedrijven in het oosten van de huidige gemeente. Er werd met de hand en later met kleine melkmachines gemolken.
Mechanisatie
Vanaf 1950 deed schoorvoetend de mechanisatie zijn intrede. De eerste tractoren kwamen op het land. Die trekkers werden in begin voornamelijk gebruikt om het land te ploegen. Na 1960 ging de mechanisatie snel . In de bieten- en aardappelteelt maar ook de graanteelt. De oogstmachines haalden de aardappelen en bieten uit de grond, reinigden ze en legden ze direct op een er naast rijdende wagen. Die mechanisatie ging het begin niet zonder problemen want de machines waren in het begin technisch zeker niet volmaakt. Ook de beperkte technische kennis van de man die machine moest bedienen speelde een rol. Het nut van voorlichting en onderwijs werd dan ook steeds meer ingezien. Aan de mechanisatie leek geen einde te komen. In de landbouw werden steeds grotere machines geïntroduceerd, melkrobots verschenen in de melkveehouderij en robots in de glastuinbouw. Om een indruk te geven van de ontwikkeling in de akkerbouw, de volgende vergelijking: net na de oorlog ploegde een man met drie paarden 2½ dag over 1 hectare. Nu, aan het begin van de 21e eeuw, ploegt één man met tractor en ploeg 6 hectare per dag. Alle machines die in de moderne landbouw voorkomen liggen qua capaciteit in dezelfde verhouding. Door de mechanisatie verlieten veel mensen de landbouw en gingen bij gemeenten, of in de bouw, de Rotterdamse haven of de industrie werken. (3)
Specialisatie en schaalvergroting
De schaalvergroting in de melkveehouderij kwam onder andere omdat de melkfabriek geen bussen meer ophaalde, maar de koeltank verplicht stelde. De kleinere melkveebedrijven moesten noodgedwongen stoppen omdat de melkkoeltank een te grote investering was. Naast mechanisatie, specialisatie en gewasbeschermingsmiddelen was veredeling ongelofelijk belangrijk. Dit leidde tot nieuwe rassen zowel bij planten als dieren. Veredeling zorgde voor betere resistentie tegen ziekten en voor hogere opbrengsten.
Het totaal van de hier genoemde maatregelen leidde tot overproductie. Europa was zijn doel voorbij geschoten, zeiden sommige betrokkenen. Er was niet alleen genoeg eten voor alle inwoners maar zelfs te veel, met een boterberg en graanoverschot tot gevolg. Om de productie van bijvoorbeeld melk terug te dringen werd het melkquotum ingevoerd. Kleinere bedrijven gingen zodoende hun melkquotum verkopen aan collega’s die daardoor konden groeien. Door schaalvergroting kwamen in heel Nederland maar zeker ook in onze gemeente steeds meer grote bedrijfsgebouwen in het buitengebied te staan. Voorbeelden van deze gebouwen zijn koelhuizen, kippenstallen, varkensstallen, melkveestallen en kassen voor groenten- en bloementeelt. Enkele van deze bedrijven gaan zich verder specialiseren in het bewerken en verhandelen van één gewas. Een voorbeeld hiervan is de teelt van knolselderij, landelijk is het een kleine teelt maar in onze gemeente een relatief grote: ongeveer 20 procent van de landelijke productie gebeurt in Moerdijk. (4)
Een ander voorbeeld betreft de activiteiten in Fijnaart op het gebied van het veredelen en produceren van groentezaden voor professionele teelt in kassen, tunnels en in de vollegrond, overal ter wereld.
Toekomst
Deze ontwikkelingen gaan steeds verder. Een voorbeeld hiervan is de precisielandbouw. Per satelliet wordt het opbrengend vermogen van vele kleine veldjes in een perceel bepaald. Deze gegevens worden in de computer van bijvoorbeeld een kunstmeststrooier gestopt en die geeft dan exact aan op welke plaatsen meer of minder mest nodig is. Deze ontwikkelingen zullen zeker in de toekomst nog verder doorgaan. In onze gemeente zijn al diverse bedrijven die op biologische manier planten telen en dieren houden. Deze manier van werken en het innoveren van nieuwe technieken geeft ook mogelijkheden voor de gangbare landbouw.
Bronnen illustraties:
– 1. Regionaal Archief West Brabant
– 2. Bea Hoeks- de Laat
– 3. en 4. Laurent Vrolijk