Boer en bank

“Den woeker te weren, den landman in zijn nood bij te staan, maar ook de spaarzaamheid, naastenliefde, arbeidzaamheid en matigheid te bevorderen”.
pater Gerlacus van den Elsen

De oorsprong

Heddesdorf, Duitsland, 1864. Burgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen trekt zich de armoede van de dorpsbewoners persoonlijk aan en besluit daaraan iets te doen. Zijn idee: je bestrijdt armoede het beste door mensen te helpen om zichzelf te helpen. Zijn oplossing: de kredietcoöperatie. Raiffeisen’s idee voor de kredietcoöperatie slaat aan en ook in Nederland ontstaan in de jaren negentig van de negentiende eeuw de eerste coöperatieve boerenleenbanken. Naar recept van Raiffeisen dus met een centrale bank of eigenlijk twee: de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank in Eindhoven en de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank in Utrecht.

Eind negentiende eeuw speelt de pauselijke encycliek Rerum Novarum van 1891 een belangrijke rol. Hierin werden geestelijkheid en burger aangespoord om verenigingen van de werkende stand op te richten als tegenwicht voor zowel het gelijkheidsstreven van het socialisme als het laissez faire van het liberalisme, de twee grote ideologische stromingen van die tijd. In lijn met die oproep werd in 1896 de Nederlandsche Boerenbond opgericht, gevolgd door vele plaatselijke afdelingen. In het licht van die tijd had de bevordering van het landbouwkredietwezen grote prioriteit voor deze bonden. Als de ‘Brabantse Raiffeisen’ wist pater Gerlacus van den Elsen het gedachtegoed van zijn geestelijk vader te reproduceren en richt met steun van de boerenbonden in Noord-Brabant een groot aantal Boerenleenbanken op (zie ook www.rabocanon.nl)

De vijf belangrijkste beginselen van zowel de Raiffeisenbanken als de Boerenleenbanken waren:

  1. onbeperkte aansprakelijkheid van de leden
  2. een onbezoldigd beheer
  3. reservering van de winst
  4. een lokaal beperkte werkgebied
  5. plaatselijke zelfstandigheid, maar aansluiting bij een coöperatieve centrale bank.

De beginselen zaten niet alleen ideologisch goed in elkaar; ook zakelijk boden ze een doortimmerde basis. Alleen in een beperkt werkgebied kon er immers een goede persoonlijke beoordeling van de kredietaanvrager plaatsvinden en dat was weer de basis  voor de onbeperkte aansprakelijkheid van de leden. Maar het was ook voor de beter gesitueerden een stimulans om verantwoordelijkheid te dragen voor het bestuur en de financiën.

Het kassierschap van de bank  is lange tijd een nevenbetrekking: een bijbaantje voor de landbouwer of de schoolmeester. Een of twee keer in de week houdt hij zitting. De (huis)kamer of keuken doet dienst als bankkantoor. De kassier hoeft niet meer te doen dan de grootboeken, het kwitantieboekje of het (spaar) bankboekje in te vullen. Het is puur uitvoerend werk, het bestuur beslist over belangrijke zaken zoals kredietverlening en de toelating van nieuwe leden.

Gaandeweg krijgt de kassier meer werk en meer verantwoordelijkheden. De nevenbetrekking wordt een drukbezette baan, hij moet een diploma boekhouden op zak hebben! Hij wordt ook steeds meer de financieel deskundige praatpaal voor het bestuur. De kassier wordt van lieverlee een heuse directeur. De bank verhuist naar een eigen pand in de dorpskern, verruimt de openingstijden en vergroot het dienstenpakket. Vrijwel elk dorp in onze gemeente telde dan wel een Raiffeisenbank of Boerenleenbank. En soms zelf allebei.

Rabo; Ra danwel Bo

Het onderscheid tussen Raiffeisen- en Boerenleenbank kan, los van juridische kwesties, in hoofdzaak verklaard worden door de kerkelijke achtergrond van de leden. De katholieke boeren werden lid van de Boerenleenbank terwijl de protestante zich aansloten bij de Raiffeisenbank. Het verschil in geloof was dermate dat er in Fijnaart, Klundert en Zevenbergen zowel een Boerenleenbank als een Raiffeisenbank te vinden was. Terwijl op centraal niveau in 1972 gefuseerd werd naar de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank, kortweg Rabobank, en dit in veel dorpen en steden ook plaatselijk navolging vond, bleef de situatie van twee Rabobanken in één kern in onze streek tot aan 1992 een feit. Pas hierna ontstond de huidige Rabobank West-Brabant Noord, met als oprichtingsdatum 1 september 1992. In juridische zin de jongste Rabobank van Nederland echter door de vele fusies gaat de oprichtingsdatum terug naar 1899. De Rabobank Groep, waar Rabobank West-Brabant Noord onderdeel van uit maakt, is uitgegroeid tot de een na grootste vereniging van Nederland (na de ANWB), marktleider op tal van terreinen, internationaal actief en een van de meest kredietwaardigste banken ter wereld.

Rabobank; van oorsprong agrarisch, nog steeds coöperatief

Zowel de Boerenleenbank als de Raiffeisenbank zijn sinds hun oprichting onlosmakelijk verbonden met de agrarische sector. De coöperatief georganiseerde banken voorzien de boeren van krediet voor de aanschaf van zaaigoed, hypotheken voor grond of gebouwen, maar ook voor de financiering van nieuwe werktuigen. De toegenomen welvaart bij de boeren zorgt er voor dat de banken steeds meer spaargelden te beheren krijgen. Het gaat boer en bank voor de wind.

In de jaren dertig (‘de grote depressie’) van de vorige eeuw wordt de agrarische sector zwaar geraakt. De koopkracht daalt, er is grote werkloosheid en tot overmaat van ramp sluiten veel landen de grenzen voor de Nederlandse exportgoederen. Het water staat veel boeren aan de lippen. Gelukkig hebben de coöperatieve banken tijdig voorzieningen getroffen om de barre tijden te doorstaan. Slechts bij uitzondering wordt tot executie overgegaan. Als de crisis en de Tweede Wereldoorlog achter de rug zijn, pakt de sector de draad weer op en wordt Nederland een van de grootste landbouwexporteurs ter wereld.

Om de wederopbouw te kunnen financieren, bevorderd de overheid na de Tweede Wereldoorlog het sparen. De coöperatieve banken weten dan ook steeds meer niet-agrarische en jeugdige spaarders aan te trekken. Ook stelt de bank zich vanaf eind vijftiger jaren steeds meer open voor niet-agrarische kredietverlening. Zodoende draagt ze bij aan de ontwikkeling van de plaatselijke middenstand en midden en kleinbedrijf. Het streven van de overheid om het eigen woningbezit te bevorderen is de oorzaak van de uitbreiding van de kredietverlening aan particulieren.

Bronnen:

www.rabocanon.nl
– Raiffeisen, levensroman van een groot pionier. Franz Braumann. ISBN 90 232 0965 6

– De andere bank, de Rabobank en het coöperatief bankieren. Diverse auteurs. Rabobank Nederland. ISBN 90 9016441 3
– Het coöperatief alternatief, honderd jaar Rabobank 1898-1998. Diverse auteurs. Rabobank Nederland. ISBN 90 12 08529 2
– Zie ook www.wbn.rabobank.nl
– Diverse archiefstukken Rabobank West-Brabant Noord

Bronnen illustraties: 
– 1. t / m 5. www.rabocanon.nl
– 4. Foto: Fa. W.D. Niestadt & Zn
– 5. Foto: Ruud Hoornstra

Lees verder

…tot digibord

Welke ontwikkelingen binnen het onderwijs zijn kenmerkend voor de gemeente Moerdijk? Wat typeert onze streek? Dit venster bespreekt de gevolgen van rampen, ruzies en gemeentelijk gekissebis op het onderwijs. Ook komen de laatste snufjes en de regionale gevolgen van landelijke ontwikkelingen aan bod en wordt de sterke en kenmerkende invloed van de landbouw op het onderwijs besproken.

Typisch West-Brabant: invloed landbouw op onderwijs

Kenmerkend voor het onderwijs in onze streek is de grote invloed van de landbouw. Kinderen werden al jong ingezet als arbeidskrachten bij werkzaamheden op het land of in fabrieken, waardoor het schoolverzuim groot was. Hierdoor ontstonden ‘winterscholen’. Om het volgen van lessen te bevorderen, gaf het schoolhoofd prijzen zoals prenten en boekjes aan kinderen die minder dan twee procent van de lessen misten. De leerplichtwet in 1901 stelde landelijk vast dat kinderen maximaal zes weken per jaar landbouwverlof kregen. Het schoolverzuim werd hiermee gereguleerd. Een ander kenmerk van de invloed van landbouw zijn de vele landbouwscholen die hier hebben gestaan. Ook bood ondermeer de Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek in Zevenbergen het schaftlokaal te huur aan voor huishoudonderwijs.

Daarnaast was de lange afstand die kinderen vaak te voet moesten afleggen zeer kenmerkend voor de hele streek. “De reis naar de school moesten we te voet afleggen en op klompen […] We moesten door weer en wind, bij zengende hitte en bij erge vrieskoude. […] Als het regende, gebeurde het weleens dat een landbouwer zijn rijtuig vol stouwde met kinderen, terwijl er onder de schoot van dit rijtuig ook nog vier kinderen werden gestopt.” (Knook, P.A. 1972)

Oorlog en Watersnoodramp

Deze rampjaren hadden grote gevolgen voor het onderwijs en hebben hun sporen achtergelaten op de scholen in West-Brabant. De oorlogssituatie maakte zowel het lager als voortgezet onderwijs haast onmogelijk. Scholen sloten (gedeeltelijk), werden verwoest of dienden als verzorgingstehuis, rode kruispost, kerk of verstrekpunt van distributiekaarten (zoals in Willemstad). In de jaren na de oorlog werden de schoolgebouwen hersteld en opgebouwd.

In 1953 werd een aantal scholen hard getroffen door de watersnoodramp, zoals het pand voor christelijk kleuteronderwijs in Helwijk, dat toen net een dag geopend was. Vanuit België kwam hulp: elke getroffen school in het rampgebied ontving een pakket met 28 nieuwe boeken. De nieuwe kleuterschool in Helwijk werd in januari 1955 geopend door koningin Juliana.

Ruzies en gemeentelijk gekissebis

Ruzies en gemeentelijk gekissebis hadden ook hun uitwerking op het onderwijs in de kernen.

Naast de schoolstrijd (zie venster 31), bestaan er sappige verhalen over gemeentelijke ruzies. Zo woedde er een hevige concurrentiestrijd tussen particuliere ‘kinderschooltjes’ in Willemstad. Vooral in het oogstseizoen was dit een goede bijverdienste. Daarnaast lag Willemstad regelmatig in de clinch met Fijnaart over de bijschool in Oudemolen. Ook hadden de gemeenten Zevenbergen en Terheijden vaak ruzie over de financiën en het onderhoud van de school in Langeweg. In een aantal gevallen werd zelfs de provincie ingeschakeld voor een passende oplossing.

Van lagere tot brede school

Ook wettelijke bepalingen hebben het onderwijs in de gemeente sterk beïnvloed. Bijna elke lagere school kreeg een eigen kleuterschool (voorheen bewaarschool) door de wet op het kleuteronderwijs in 1955. De Wet op Basis Onderwijs in 1985 leidde tot een fusie van alle kleuterscholen met de lagere scholen tot basisscholen. Veel hiervan bestaan nu nog. Wat het voortgezet onderwijs betreft, had de landelijke Mammoetwet uit 1968 tot gevolg dat er nieuwe schooltypen ontstonden (zie venster 31). In de laatste jaren ligt het accent bij de basisscholen, ook in de gemeente Moerdijk, op de ontwikkeling van brede scholen, waarbij diverse partijen/diensten zoals peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang onder het dak van de basisschool zijn gevestigd. Een van de eerste brede scholen in de gemeente is De Kleurenboom (2008) in Zevenbergen.

Van griffel tot digibord

Het onderwijs volgt nieuwe ontwikkeling op de voet. Zo wordt in 1949 met succes “het moderne communicatiemiddel de schoolradio” geïntroduceerd, school-tv volgde. In 1988 komt er een computerproject vanuit het ministerie, waarna de computers de school veroveren. De digitale schoolborden uit het laatste decennium behoren tot het meest recente technologische snufje in het onderwijs dat het nostalgische schoolkrijtje ver achter zich laat. Anno 2012 zijn de jongste burgertjes uit de gemeente Moerdijk ‘mediawijs’ en kennen ze de digitale snelweg vaak beter dan hun ouders die kennen. Van openbaar tot interconfessioneel onderwijs, van ulo tot college en van griffel tot digibord; het onderwijs in onze gemeente is en blijft in ontwikkeling.

Wist u dat:

• Vincent van Gogh op school heeft gezeten in onze gemeente? Van 1 oktober 1864 tot 14 september 1866 zat hij op de Jan Provily kostschool in Zevenbergen. De ander kostschool in Zevenbergen was vernoemd naar C. Mol.
• Kinderen lange tijd ook naar school gingen op woensdagmiddag en zaterdag(morgen)?
• Klundert als enige kern in de gemeente Moerdijk een school heeft voor speciaal basisonderwijs? Het betreft Het Palet.

Bronnen:
– Aarts, G., Beumer-v.d. Noort, C., Jacobs , R.C.M.., Kamp, G.H., Korteweg, A., v.d. Mierden, L.,  Oud Nieuws nr. 25, 30, 31 periodiek van de Oudheidkundige Kring Zevenbergen, 1988 t/m 1990.
– Boot, W., Broertjes, R., Buurma, W., Knook, J., Knook, P.A., Langeweg 100, J., Leijten-Ardon, S., Vos, A., Diverse herinneringsboekjes en jubileumuitgaven.
– Groot, de, H., Nispen, C., e.a.  Jaarboek no. 1, 2, 5 Heemkundekring “De Willemstad”,  1991-1995
– Kamp, G.H., persoonlijk interview, januari 2012.
– Publicaties door en informatie van diverse heemkundekringen.
– Riessen, M.G., v., Straaten, D., v, Verkuil, D., Van Kind tot Burger, Volksopvoeding via het onderwijs in Nederland (1780-1920), Wolters-Noordhoff, 2005.

Bronnen illustraties:
– Bovenin en 5. Mariska van Beek
– 1., 2. en 3. Regionaal Archief West-Brabant
– 4. Bea Hoeks- de Laat

 

Lees verder