Verkeer en vervoer nu

De vervoerlijnen van vroeger zijn in hoge mate bepalend geweest voor de vervoerlijnen van nu. Vanzelfsprekend eindigde de eerste spoorlijn vanuit Antwerpen naar Holland in Moerdijk. Daar vandaan moest je per veer naar de overkant van het Hollandsch Diep. Daarmee was ook de plaats van de toekomstige bruggen bepaald.

Als eerste werd in 1872 de spoorbrug over het Hollandsch Diep gebouwd. De brug voor het wegverkeer kwam bijna 65 jaar later, in 1936 en vormde een keerpunt in de ontwikkeling van het dorp Moerdijk. Het verkeer ging nu immers niet meer via, maar langs het dorp.

Die vervoerlijnen zijn ook verder van grote invloed geweest op de ontwikkeling van het gebied dat nu de gemeente Moerdijk vormt:
– Zevenbergen, al in het bezit van een waterverbinding (de Roode Vaart), kreeg een station en kon zich mede daardoor ontwikkelen tot een grotere kern.
– Het feit dat er twee spoorlijnen samen kwamen alvorens de Moerdijkbrug over te kunnen leidde tot de aanleg van een station op die plek (Lage Zwaluwe) en het ontstaan van een buurtschapje aldaar. Door de aanleg van de HSL moest dat dat buurtje overigens weer verdwijnen.

De vervoerslijnen concentreerden zich in het oostelijk deel van het grondgebied van de huidige gemeente en daar ontwikkelde zich dan ook de meeste bedrijvigheid. Het westelijk deel was minder goed ontsloten en behield daardoor het landelijke karakter.

Moerdijk knooppunt

Moerdijk, een knooppunt waar vervoersstromen bij elkaar komen en vervoersmiddelen met elkaar in contact gebracht worden en elkaar aanvullen. De “vervoersmodaliteiten”: water, weg, spoor en zelfs een buisleidingenstraat in de vorm van een tunneltje onder het Hollandsch Diep, komen op het grondgebied van Moerdijk samen. Dit geldt voor zowel personen als goederen, meer nog dan vroeger toen de veerpont en paard en wagen het vervoerssysteem bepaalden. Logisch want “beneden de Moerdijk” en “boven de Moerdijk” wordt uiteraard “in” Moerdijk met elkaar verbonden.
Bij de realisatie van de Deltawerken ontstond in 1964 een tweede verbinding met Zuid-Holland via de Haringvlietbrug.

Weg
Moerdijk heeft op haar grondgebied flink wat kilometers rijksweg. A16, A17 en A4 zorgen voor een wegverbinding tussen de Randstad en België (noord-zuid). De A16 geeft aansluiting op de A58 en A59 voor de west-oost verbinding. Het was de bedoeling dat de A59 vanuit Den Bosch door zou lopen tot het uiterste westen, naar Heijningen. Het gedeelte tussen Zonzeel en Noordhoek is echter nooit aangelegd.

Spoor
Twee spoorlijnen komen vlak voor het dorp Moerdijk samen. De lijn Rotterdam-Breda-Tilburg en de internationale lijn Rotterdam-Roosendaal en dan verder Antwerpen-Parijs. Doordat er sprake is van een groot snelheidsverschil wordt sinds de aanleg van de HSL een eerste onderscheid gemaakt tussen personenvervoer en goederenvervoer. De separate HSL ligt gebundeld met de bestaande spoorlijn en de A16 aan de oostrand van onze gemeente. Ook is daar een fly-over gebouwd (een ongelijkvloerse kruising van spoorlijnen), uniek voor ons spoorwegnet.

Van oudsher is Station Lage Zwaluwe, dat overigens sinds jaar en dag op het grondgebied van de gemeente Moerdijk ligt, een knooppunt waar een rangeeremplacement het samenstellen van treinstellen mogelijk maakt. Door een afzonderlijke lijn is station Lage Zwaluwe verbonden met het industrieterrein Moerdijk. Vroeger was er overigens ook nog een spoorverbinding naar de Langstraat (het “Halve Zolen Lijntje”) maar die is in 1972 opgeheven.

Water
Het belang van de vaarwegen de Mark en de Roode Vaart beperkt zich nu vooral tot pleziervaart. Er zijn overigens wel een paar bedrijventerreintjes aan deze vaarroutes: in Standdaarbuiten, bij Zwartenberg en de Huizersdijk. In Zevenbergen maken Caldic en Wolst (beide tot 2016) gebruik van hun ligging aan het water.

Aan de noord en noordoostkant van de gemeente zijn de waterwegen van internationaal belang. In het westen ligt Dintelmond, een haven voor pleziervaart en beroepsvaart. Aan de noordkant treffen we de Volkeraksluizen aan (het grootste sluizencomplex van West Europa) en natuurlijk de haven van het industrieterrein Moerdijk.

Via de Dordtse Kil is er een verbinding met de havens van Rotterdam en dat maakt Port of Moerdijk de 4e zeehaven van Nederland. Deze haven is niet alleen van belang voor de overslag van zeevaart op binnenvaart maar is ook een overslagpunt van water naar asvervoer, spoor(trein) en weg. Het is een zogenaamde “Schengenhaven” en daarmee grenspost van Europa.

Buisleiding
Vanaf het maaiveld slechts op een paar plekken zichtbaar loopt er nog een verkeers- en vervoersader door onze gemeente: de buisleidingstraat die de Maasvlakte verbindt met de havens van Antwerpen. Vooral voor de petrochemie van Rotterdam, Moerdijk en Antwerpen is deze ader van groot belang voor het vervoer van gas en vloeistoffen. Ondergronds, zonder files en een relatief veilige en snelle manier van transport van eindproducten en halffabricaten.

Naast transportmiddel voegt de leidingstraat een gigantische opslagcapaciteit toe die anders wellicht bovengrond gerealiseerd zou moeten worden.

Moerdijk knelpunt

Ondanks de veelheid en enorme capaciteit begint verkeer, vervoer en transport in Moerdijk te knellen zowel in kwaliteit als in kwantiteit.

De kwantiteit
• De belasting van het wegennet is een landelijk probleem, maar de samenklontering in West- Brabant en dus in Moerdijk is van een andere orde. De oversteek van zuid naar noord over het water begint te knellen. Is de Haringvlietbrug toereikend? De vraag lijkt ook niet of maar wanneer de Moerdijkbrug moet worden vervangen. Of wordt het een tunnel in plaats van de bestaande brug?
• Al jaren wordt er gestudeerd op de nieuwe ROBELlijn, die Rotterdam met België moet verbinden. Hierbij is scheiding van personenvervoer en goederen vervoer aan de orde. Een aparte spoorlijn voor goederenvervoer, wellicht langs de A17 om Zevenbergen en Oudenbosch te ontlasten?
• De haven van Moerdijk heeft in de toekomst wellicht meer capaciteit nodig. Voor de langere termijn moet rekening worden gehouden met verder doortrekken van de insteekhaven Roode Vaart
• De Volkeraksluizen zitten aan het maximum van hun capaciteit; de moderne schepen zijn breder en langer dan bij de aanleg van de sluizen kon worden voorzien. Op uitbreiding wordt gestudeerd. Of wordt het Hollandsch Diep weer open water en kunnen de sluizen komen te vervallen?
• De leidingstraat is “vol”. Gaan we een nieuwe straat aanleggen en zo ja, waar? Ondergrondse leidingen bieden immers veel voordelen.

De kwaliteit
Wegen, spoor, transport en vervoer leiden tot belasting van de leefomgeving. Ongebreideld uitbreiden is dus niet mogelijk. Maar ook nu al zijn er kwaliteitsknelpunten. De hoeveelheden gevaarlijke stoffen die worden vervoerd brengen risico’s met zich mee. Treinen kunnen niet steeds langer worden. De aanleg van een Logistiek Park tussen de A16 en de A17 zal ongetwijfeld tot meer vervoersbewegingen gaan leiden.

Bronnen:
– Isfridus de Groot, ‘Personen en feiten uit de geschiedenis van Zevenbergen’ (hfdst 19), uitg. M. Greven
– Oud Nieuws uit de geschiedenis van 700 jaar Zevenbergen, hfdst. verkeer en vervoer (1850-1950), uitg. Oudheidkundige Kring Zevenbergen

Bronnen illustraties:
– 1., 2. en 3. Bea Hoeks- de Laat

Lees verder

Landbouw nu

Het overwegend protestants-christelijke, westelijke deel van wat nu de gemeente Moerdijk is (Willemstad, Fijnaart en Klundert) kende vooral grotere agrarische bedrijven. In het oostelijke deel, voornamelijk katholiek van oorsprong (Standdaarbuiten, Zevenbergen, Langeweg en Zevenbergschen Hoek) waren vooral kleinere bedrijven. In het hele gebied hebben in de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw twee ruilverkavelingen plaatsgevonden. Ook daar kwamen de regionale verschillen binnen de gemeente tot uiting. Het betrof de Ruilverkaveling Willemstad en de Ruilverkaveling Zonzeel.

De aardappelteelt concentreerde zich vooral in het westen rond Willemstad en Fijnaart. De grond daar was makkelijker bewerkbaar, de zogenaamde zavelgrond. Vlasteelt vond voornamelijk plaats in Noordhoek en Standdaarbuiten. Later, toen het linnen uit de mode raakte, gingen veel vlassers over op de teelt van champignons. De kleinere bedrijven met weinig vreemde arbeid in bijvoorbeeld Langeweg hadden veel langer een gemengde structuur: naast akkerbouw werden ook melkkoeien gehouden. De akkerbouw werd in Langeweg en Zevenbergschen Hoek al vroeg veel intensiever, met name door het telen van groenten voor de conservenindustrie. (1)

Arbeid en landbouw

Alles werd met de hand verzorgd en geoogst. De suikerbieten werden in maart of april gezaaid, daarna werden de kleine plantjes gedund, want uit één zaadje groeiden wel vijf plantjes. Bij het dunnen ging men op de knieën het veld over om alle bosjes enkel te zetten. Dit werd het op één zetten genoemd. Ook de onkruidbestrijding bracht nog het nodige handwerk met zich mee. In het najaar werden de suikerbieten vervolgens met de hand gerooid. Het beeld De Peeënsteker in het Kees Klasenplantsoen in Zevenbergen getuigt hier van. Na het steken werden de bieten schoongemaakt en naar de suikerfabriek in bijvoorbeeld Zevenbergen gebracht. Ook aardappelen werden met de hand uit de grond gehaald. (2)

In onze regio komen ook enkele grotere fruitteelt bedrijven voor. Dat waren ook toen al gespecialiseerde bedrijven die voornamelijk appels en peren teelden met laagstam bomen. Dus geen hoge bomen, die niet alleen veel wind vangen maar ook moeilijk te plukken waren. De melkveehouderij was veelal kleinschalig en vond nog lang plaats op de kleinere gezinsbedrijven in het oosten van de huidige gemeente. Er werd met de hand en later met kleine melkmachines gemolken.

Mechanisatie

Vanaf 1950 deed schoorvoetend de mechanisatie zijn intrede. De eerste tractoren kwamen op het land. Die trekkers werden in begin voornamelijk gebruikt om het land te ploegen. Na 1960 ging de mechanisatie snel . In de bieten- en aardappelteelt maar ook de graanteelt. De oogstmachines haalden de aardappelen en bieten uit de grond, reinigden ze en legden ze direct op een er naast rijdende wagen. Die mechanisatie ging het begin niet zonder problemen want de machines waren in het begin technisch zeker niet volmaakt. Ook de beperkte technische kennis van de man die machine moest bedienen speelde een rol. Het nut van voorlichting en onderwijs werd dan ook steeds meer ingezien. Aan de mechanisatie leek geen einde te komen. In de landbouw werden steeds grotere machines geïntroduceerd, melkrobots verschenen in de melkveehouderij en robots in de glastuinbouw. Om een indruk te geven van de ontwikkeling in de akkerbouw, de volgende vergelijking: net na de oorlog ploegde een man met drie paarden 2½ dag over 1 hectare. Nu, aan het begin van de 21e eeuw, ploegt één man met tractor en ploeg 6 hectare per dag. Alle machines die in de moderne landbouw voorkomen liggen qua capaciteit in dezelfde verhouding. Door de mechanisatie verlieten veel mensen de landbouw en gingen bij gemeenten, of in de bouw, de Rotterdamse haven of de industrie werken. (3)

Specialisatie en schaalvergroting

De schaalvergroting in de melkveehouderij kwam onder andere omdat de melkfabriek geen bussen meer ophaalde, maar de koeltank verplicht stelde. De kleinere melkveebedrijven moesten noodgedwongen stoppen omdat de melkkoeltank een te grote investering was. Naast mechanisatie, specialisatie en gewasbeschermingsmiddelen was veredeling ongelofelijk belangrijk. Dit leidde tot nieuwe rassen zowel bij planten als dieren. Veredeling zorgde voor betere resistentie tegen ziekten en voor hogere opbrengsten.

Het totaal van de hier genoemde maatregelen leidde tot overproductie. Europa was zijn doel voorbij geschoten, zeiden sommige betrokkenen. Er was niet alleen genoeg eten voor alle inwoners maar zelfs te veel, met een boterberg en graanoverschot tot gevolg. Om de productie van bijvoorbeeld melk terug te dringen werd het melkquotum ingevoerd. Kleinere bedrijven gingen zodoende hun melkquotum verkopen aan collega’s die daardoor konden groeien. Door schaalvergroting kwamen in heel Nederland maar zeker ook in onze gemeente steeds meer grote bedrijfsgebouwen in het buitengebied te staan. Voorbeelden van deze gebouwen zijn koelhuizen, kippenstallen, varkensstallen, melkveestallen en kassen voor groenten- en bloementeelt. Enkele van deze bedrijven gaan zich verder specialiseren in het bewerken en verhandelen van één gewas. Een voorbeeld hiervan is de teelt van knolselderij, landelijk is het een kleine teelt maar in onze gemeente een relatief grote: ongeveer 20 procent van de landelijke productie gebeurt in Moerdijk. (4)

Een ander voorbeeld betreft de activiteiten in Fijnaart op het gebied van het veredelen en produceren van groentezaden voor professionele teelt in kassen, tunnels en in de vollegrond, overal ter wereld.

Toekomst

Deze ontwikkelingen gaan steeds verder. Een voorbeeld hiervan is de precisielandbouw. Per satelliet wordt het opbrengend vermogen van vele kleine veldjes in een perceel bepaald. Deze gegevens worden in de computer van bijvoorbeeld een kunstmeststrooier gestopt en die geeft dan exact aan op welke plaatsen meer of minder mest nodig is. Deze ontwikkelingen zullen zeker in de toekomst nog verder doorgaan. In onze gemeente zijn al diverse bedrijven die op biologische manier planten telen en dieren houden. Deze manier van werken en het innoveren van nieuwe technieken geeft ook mogelijkheden voor de gangbare landbouw.

Bronnen illustraties:
– 1. Regionaal Archief West Brabant
– 2. Bea Hoeks- de Laat

– 3. en 4. Laurent Vrolijk

Lees verder

Volksgezondheid

Wanneer we kijken naar de volksgezondheid in de afgelopen eeuwen, zien we dat onze regio niet afweek van de rest van Nederland.

Veel ziektes en epidemieën kwamen voorbij; de mensen waren vaak ziek en stierven jong. Dat is terug te voeren tot twee oorzaken: gebrek aan schoon drinkwater en slechte hygiëne. Vanaf het moment dat men ontdekte dat deze twee zaken de bron waren van veel ellende en het hoge sterftecijfer, begon de “Volksgezondheid” in Nederland de vorm te krijgen zoals wij die nu kennen.

In troebel water is het slecht vissen…..

In het verleden kon het gebeuren dat inwoners, zoals in Zevenbergen, water uit de haven haalden om daarmee hun potje koffie te zetten. Dat schepen daarin hun vuil loosden, er soms kadavers van dieren in dreven, het riool er op uit kwam en hele rattenfamilies er hun thuis hadden, leek niet tot nadenken te stemmen.

Met de hygiëne was het niet beter gesteld. Deels door dat besmette water, maar ook door onwetendheid over ziekteverwekkers.
Microbiologie – de wetenschap van de micro-organismen – is haast zo oud als de mensheid zelf. Toch wordt men zich pas aan het eind van de 19de eeuw (door onderzoeken en publicaties van o.a. Pasteur en Koch) bewust van de relatie tussen hygiëne en van de afvoer van afvalwater. Het werd duidelijk dat micro-organismen veroorzakers waren van ziekten.

In onze gebieden kwamen vanaf de Middeleeuwen veel overstromingen voor die leidden tot hongersnood. En de hongersnood bleek vaak weer de voorbode van een pestgolf: honger en pest waren vrienden.
Met de groei van kleine woonkernen tot dorpen en steden, gingen meer mensen dichter op elkaar wonen. Zo groeiden ook de epidemieën, die talloze mensenlevens kostten.

Hoe was het bij ons gesteld met de steden en dorpen?

Om daar een goed zicht op te krijgen is het van belang te weten dat geneeskundige verzorging zo’n 150 jaar geleden een tak van armenzorg was, geleid door gemeentelijke, kerkelijke of particuliere instanties. Een arme was iemand die niet in eigen levensonderhoud kon voorzien en geneeskundige hulp niet kon betalen. Zijn nood was armoede, niet de ziekte. Anders dan in deze tijd was een ziekenhuisopname iets dat alleen de armen ten deel viel. De welgestelde liet zich thuis behandelen.

In Zevenbergen wordt in 1485 al een Gasthuis vermeld, dat tevens diende als weeshuis. Uit geschriften is bekend dat de heren van Zevenbergen in die tijd veel zorg en aandacht hadden voor zieken en wezen. In 1685 werd aan de wezen een eigen huis geschonken: het “Arme Weeshuis ter stede Sevenbergen”.
In Willemstad bepaalt een wetsartikel uit 1586 dat Prins Maurits elk jaar op 3 mei drie weesmeesters zal aanstellen die “het opzicht zullen hebben over aller weeskinderen goederen”. Die regels gelden tevens voor Fijnaart, Ruigenhil en Heijningen.

Nadat in 1611 de afsplitsing plaatsvindt van Willemstad van het Markiezaat Bergen op Zoom, gelast de markies dat Fijnaart voortaan zelf voor de weeskinderen in die plaats moet zorgen. De zorg hiervoor lag bij stad en kerkenraad. Regels en wetten veranderden in de loop der jaren maar de gast- en weeshuizen bleven tot in de 20ste eeuw bestaan.

In 1800 komt het Besluit van het Bestuur van Holland dat er een opgave moet komen van namen en diploma’s van “Medicinale Doctoren, Heelmeesters, Vroedmeesters, Vroedvrouwen en Apothekers” die hun praktijken voeren. En dit geeft een verrassend beeld!
In een stadje als Zevenbergen blijken rond die tijd twee artsen te werken met een Leidse bul; twee chirurgijnen die tevens apotheker zijn en waarvan er een bekwaam blijkt in de vroedkunde; nog een arts, maar die is bekwaam in de Heel- en Verloskunde en twee stadsvroedvrouwen. Ook toen al had je dus al diverse specialisaties!

De wet van Thorbecke.

Deze wet “regelende de uitoefening der geneeskunst” uit 1865, geldt als de basis voor onze gezondheidszorg. Tot die tijd lag de zorg voornamelijk bij kerkelijke en particuliere instanties. De wet verplicht gemeentebesturen maatregelen te nemen en de verantwoordelijkheid te dragen bij bijvoorbeeld epidemieën, het vervoer van zieken en bij reiniging en ontsmetting.

Een wet is een wet, maar de uitvoering daarvan laat op zich wachten….

Uit het verslag van de commissaris van de Koningin in Noord-Brabant, die in 1917 Klundert bezocht:

“Er zijn tegenwoordig drie doktoren in de gemeente Klundert. Dr. Holster (raadslid) is een man uit de oude school en gevoelt niet voor eene drinkwaterleiding; de bestaande toestand – regenwater in bakken opgevangen en dan gefiltreerd – vindt hij ruim voldoende. Hij vergeet dat de kleine man geen regenbakken met filters heeft en dat de filters zorgvuldig gereinigd moeten worden”.

In datzelfde jaar 1917 nam het gemeentebestuur van Zevenbergen het principebesluit om deel te nemen aan de op te richten waterleidingmaatschappij “Noord-West-Brabant”. De oprichting vond plaats in 1918; in de jaren daarna bouwt men vier watertorens: in Zevenbergen, Dongen , Etten en Steenbergen. Zij moesten zorgen voor de waterlevering in onze regio.
Tot dan toe stonden er in Zevenbergen zes pompen voor algemeen gebruik maar die hadden het opschrift: “Ongeschikt als drinkwater”. Inwoners waren voor drinkwater aangewezen op regenbakken, welputten en – zoals eerder gezegd – het water uit de haven.

Toch ontstond er nogal wat tegenstand om zich aan te sluiten bij de drinkwatervoorziening. De plattelandsbevolking toonde weinig belangstelling, bovendien moest er voor het water betaald worden en dat kon niet iedereen zich permitteren.

Hoewel de voorschriften met betrekking tot besmettelijke ziekten wettelijk waren vastgelegd, werd er toch slordig mee omgegaan. Dat vroeg om actie en zo ontstond het “Witte Kruis”, de voorloper van “Het Groene Kruis” en “Het Wit-Gele Kruis”.
In 1907 had Zevenbergen een Groene Kruis-afdeling; in de eerste jaren hield men zich voornamelijk bezig met het verkrijgen van beter drinkwater en melkonderzoek. In latere jaren werd een consultatiebureau voor t.b.c.-bestrijding opgericht en weer later een zuigelingenbureau.

In de twintiger jaren wordt onze regio geteisterd door de Spaanse griep en even later door de tyfus; dat kost veel mensen het leven. Van overheidswege hangt men plakkaten op waarop de bevolking wordt aangeraden om drinkwater en groenten voor gebruik tien minuten te laten koken.

In de loop van de tijd worden de voorzieningen echter steeds beter en ook de bewustwording groeit dat schoon water en hygiëne de belangrijkste voorwaarden zijn voor een goede gezondheidszorg.

Bronnen:
– Internet : “Onze gewesten ”
( 1600-1830)
– Internet : “Rampenbeschrijving” www.margret.nl        
– Heemkundekring ‘De Willemstad’, Jaarboek 5, 1995
– Publicatie Oud Nieuws: Uit de geschiedenis van 700 jaar Zevenbergen: Artikel “Armenzorg en gezondheidszorg” door J. Willemse-Asselbergs en artikel “Drinkwatervoorziening” door A.M.Aarts
– Archief Streekarchivariaat Nassau Brabant  
Bronnen illustraties:
– 2. Heemkundekring ‘Die Overdraghe’ Klundert

– 3., 6. en 7. Regionaal Archief West-Brabant

– 4. Heemkundekring ‘De Willemstad’

– 5. Stichting Heemkunde Moerdijk

 

Lees verder

Van griffel…

Wanneer ontstonden de eerste basisscholen en het voortgezet onderwijs? Hoe heftig was de schoolstrijd eigenlijk? Deze ontwikkelingen binnen de kernen van Moerdijk zijn verrassend.

Hoe het onderwijs begon…

De Nederlandse onderwijsgeschiedenis gaat terug naar de achtste eeuw. Men had toen alleen kerkelijk onderwijs. In de dertiende en veertiende eeuw ontstonden de eerste dorps- en stadsscholen. Vanaf 1648 was het onderwijs een staatszaak met alleen gereformeerd onderwijs en later volgde het openbaar onderwijs. De onderwijsgeschiedenis gaat terug naar 1590, het jaar waarin Willemstad/Helwijk een schoolhuis krijgt.

Openbaar onderwijs

Het openbaar onderwijs was een van de eerst erkende vormen van basisonderwijs in de meeste kernen, zoals in Fijnaart (1669), Moerdijk (1700) en Heijningen (1815). Doorgaans werd er lesgegeven in de onderwijzerswoning of bij inwoners thuis. Zevenbergen kocht begin 1800 Huis Lochtenburg aan voor schoolgebruik (1). Het onderwijs op de Slikgatse Dijk (Schoolstraat Langeweg) werd in 1823 een erkende bijschool en Zevenbergschen Hoek kende vanaf 1853 een openbaar schoolgebouw.

In andere kernen was het moeilijk om openbaar onderwijs te realiseren zoals in Oudemolen. In Noordhoek werd het verzoek voor een openbare school zelfs afgewezen, waardoor de kinderen genoodzaakt waren in Standdaarbuiten naar school te gaan.

De schoolstrijd zorgde later voor een fikse terugloop in leerlingen en soms zelfs tot sluiting van de openbare scholen. De openbare lagere school in Klundert verloor in 1917 in een jaar 250 leerlingen aan het bijzonder onderwijs met sluiting tot gevolg. Momenteel heeft de gemeente in totaal vier openbare basisscholen in Fijnaart, Klundert, Willemstad en Zevenbergen.

Schoolstrijd

De schoolstrijd draaide om gelijkheid, vrijheid en financiering voor openbaar én bijzonder onderwijs. De schoolwet van 1857 bracht wel vrijheid van onderwijs, maar de overheidsfinanciering bleef alleen voor openbare scholen. Een politieke schoolstrijd barstte los en ook in de meeste kernen woedde deze strijd hevig. Pas met de landelijke onderwijspacificatie in 1917 werd de schoolstrijd beëindigd en werden openbare en bijzondere scholen financieel gelijkgesteld (2).

Vanaf deze periode komt het rooms-katholiek en christelijk onderwijs in onze gemeente tot bloei en rond 1920/1932 worden veel openbare scholen door de kerkbesturen overgenomen. In enkele kernen, zoals in Fijnaart/Helwijk (1929), sloten openbare scholen vanwege een leerlingentekort.

Rooms-katholiek basisonderwijs

Bijzondere scholen werden in de vroegere jaren niet erkend. Hierdoor werd er in het geheim katholiek onderwijs gegeven zoals door ‘de klopjes’ (ongehuwde katholieke vrouwen) vanaf 1648. Halverwege de 17e eeuw zijn er verhalen bekend over een onwettige (paapse) school op de Dwarsdijk bij Zevenbergschen Hoek. Kinderen hadden geleerd de leermiddelen te laten verdwijnen bij een politie-inval, zodat alleen de catechismus zichtbaar was.

Op initiatief van de kerk, kreeg het rooms-katholieke onderwijs vorm. In West-Brabant namen verschillende zuster- en broedercongregaties deze taak op zich. In Fijnaart werd er vanaf 1870 lesgegeven in een oude kerk. Er kwamen verder rooms-katholieke scholen in Standdaarbuiten, Moerdijk (3), Zevenbergen, Klundert, Noordhoek, Zevenbergschen Hoek en Langeweg. Bijzonder is dat ondanks het feit dat de bevolking in Willemstad overwegend protestant was, er rond 1707 toch katholiek onderwijs ontstond. Dit kwam doordat de kinderen van de gelegerde garnizoensofficieren rooms-katholiek waren.

Anders dan bij het openbaar of christelijk onderwijs, waren er rooms-katholieke jongens- en meisjesscholen. Pas in de periode 1959-1970 werden veel scholen samengevoegd tot gemengde scholen. Nu zijn negen van de 22 basisscholen in de gemeente Moerdijk rooms-katholiek.

Christelijk basisonderwijs

Het christelijk onderwijs (protestants, hervormd en gereformeerd) heeft zich voornamelijk ontwikkeld in de westelijke kernen van onze gemeente. In 1850 had Zwingelspaan met de Christelijke Nationale School, een Brabantse primeur. Eenzelfde school ontstond in Heijningen (1866). Willemstad/Helwijk kende vanaf 1891 de School met de Bijbel, die een belangrijke streekfunctie had. Ook de Nederlands Hervormde School in Standdaarbuiten was een echte streekschool die goed bereikbaar was voor de kinderen uit de omliggende gemeentes.

In Zevenbergen kreeg het protestants christelijk onderwijs in 1846 vorm en in Klundert in 1868. Fijnaart kreeg in 1919 een gereformeerde school en in Moerdijk ontstonden in 1920 twee nieuwe scholen. De gemeente telt nu acht christelijke scholen.

Interconfessioneel onderwijs

Een nieuwe ontwikkeling in het bijzonder onderwijs is de stap naar interconfessioneel onderwijs. Vanaf 2008 bestuurt de interconfessionele Stichting de Waarden bijna alle confessionele basisscholen (rooms-katholiek en christelijk onderwijs) in de gemeente. Een lokaal voorbeeld van interconfessioneel onderwijs is De Klaverhoek in Moerdijk, die in 2000 ontstond uit een fusie van de katholieke en protestante basisschool (4).

Voortgezet onderwijs

De eerste vorm van voortgezet onderwijs ontstond in Langeweg, waar in 1887 de speciale kloosterschool St. Antonius door de Kapucijnen gestart werd. Deze groeide uit tot een kwalitatief goed gymnasium en heeft 57 jaar in Langeweg gestaan. Daarna is de school verder gegaan in Oosterhout onder de naam St. Oelbertgymnasium (5).

In diverse kernen van West-Brabant ontstonden later verschillende vormen van voortgezet onderwijs met een piek in de jaren 20 van de vorige eeuw. In de bronnen is veel terug te lezen over deze rijke historie. Jongens uit landarbeidersgezinnen konden terecht op de rooms-katholieke landbouwschool in Zevenbergen of de christelijke lagere landbouwschool in Zwingelspaan. Klundert had een openbare technische school (1946-1991). Meisjes bezochten huishoud- en nijverheidsonderwijs zoals de landbouwhuishoudscholen in Zevenbergen en Fijnaart/Heijningen of de industriehuishoudschool in Moerdijk. Daarnaast waren er vanaf het begin van de 20e eeuw in onze streek diverse rooms-katholieke en christelijke ulo’s/mulo’s, het (meer) uitgebreid lager onderwijs zoals in Klundert (6), Willemstad, Zevenbergen, Fijnaart/Heijningen en Moerdijk. Met de komst van de landelijke Mammoetwet (1968) ging het voortgezet onderwijs over in de nieuwe schooltypen mavo, havo en vwo. Zo werd de ulo in Zevenbergen de Catharina Mavo. Deze school is sinds 1996 het Markland College (vmbo t/m gymnasium) en wordt door leerlingen uit de hele gemeente Moerdijk bezocht (7).

Wist u dat:

• Schoolmeesters ‘in de beginjaren’ vaak een nevenfunctie hadden? Naast onderwijzer waren ze doorgaans klokkenluider, voorzanger in de kerk of grafmaker.
• De toestand op de scholen lange tijd slecht was? De klaslokalen waren benauwd en te klein voor het grote leerlingenaantal, het was slecht gesteld met de hygiëne en in de winter was het lokaal vaak ijskoud. Halverwege de negentiende eeuw stuurden ouders hun kinderen halve dagen naar school omdat ze bang waren voor de gezondheid van hun kinderen.
• Elke kern bijzondere personen kent die zich hebben ingezet voor het onderwijs? Zo richtte meester Koekkoek uit Willemstad een ‘klompenpotje’ op voor schoeisel voor arme kinderen en ging meneer Hemelaar per fiets langs alle ouders om handtekeningen te verzamelen voor het oprichten van een rooms-katholieke uloschool in Zevenbergen. Ook hebben verschillende pastoors zich sterk gemaakt voor het onderwijs zoals pastoor Van Agtmaal in Standdaarbuiten en pastoor Van Kessel in Zevenbergen.

Bronnen:
– Aarts, G., Beumer-v.d. Noort, C., Jacobs , R.C.M.., Kamp, G.H., Korteweg, A., v.d. Mierden, L.,  Oud Nieuws nr. 25, 30, 31 periodiek van de Oudheidkundige Kring Zevenbergen, 1988 t/m 1990.
– Boot, W., Broertjes, R., Buurma, W., Knook, J., Knook, P.A., Langeweg 100, J., Leijten-Ardon, S., Vos, A., Diverse herinneringsboekjes en jubileumuitgaven.
– Friends-Van Vliet, M.Th., Publikaties van het archivariaat Nassau-Brabant, nr. 49 Zevenbergschen Hoek: Een kozerie van een kleine kern, Archivariaat, 1979
– Groot, de, H., Nispen, C., e.a.  Jaarboek no. 1, 2, 5 Heemkundekring “De Willemstad”,  1991-1995
– Kamp, G.H., persoonlijk interview, januari 2012.
– Publicaties door en informatie van diverse heemkundekringen.
– Vendel, E, v.d., Slik gerust een krijtje in! Alles over de basisschool, Querido’s Uitgeverij BV Amsterdam/Antwerpen, 2002.
– Wagemakers, P., Commissie sociale infrastructuur Markland College Zevenbergen, jaar onbekend.

Bronnen illustraties:
– 1. en 6. Regionaal Archief West-Brabant

– 3. Stichting Heemkunde Moerdijk

– 4. en 7. Bea Hoeks- de Laat

– 5. Heemkundekring ‘Willem van Strijen’ Zevenbergen

Lees verder

Mobilisatie (’14-’18)

Wat betekent het woord ‘mobilisatie’ en waarom er in 1914 een mobilisatie in Nederland? Het woord betekent ‘het mobiel maken van een leger’. Wat was de aanleiding van deze mobilisatie in Nederland?

Op 28 juni 1914 schoot Gravilo Princip, een Bosnische student, in Serajewo (hoofdstad van de Oostenrijks- Hongaarse provincie Bosnië) aartshertog Frans Ferdinand en zijn echtgenote Sophie, hertogin Von Hohenberg, tijdens een rijtoer in de stad dood. Frans Ferdinand was de vermoedelijke troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk (1).

De ‘grote oorlog’ breekt uit

Oostenrijk-Hongarije verdacht Servië van deze aanslag en stelde een ultimatum. Servië ging hier niet volledig mee akkoord en de oorlog tussen deze landen begon op 28 juli 1914. Rusland steunde Servië, Duitsland hielp Oostenrijk-Hongarije. Frankrijk en Engeland hadden een bondgenootschap met Rusland en kozen dus ook partij. Duitsland verklaarde vervolgens de oorlog aan Frankrijk en wenste doorgang door het neutrale België. België accepteerde deze doorgang niet en Duitsland viel, zonder oorlogsverklaring, België op 4 augustus 1914 binnen, onder leiding van generaal Von Kluck.

Er werd hard gevochten: Leuven werd plat gebrand en op Antwerpen vielen op 6 oktober 1914 meer dan 4.000 granaten en 140 Zeppelinbommen.

Nederland wilde neutraal blijven en mobiliseerde op 31 juli 1914 de strijdkrachten. In totaal hebben tijdens de mobilisatie 203.000 soldaten onze grenzen en vluchtelingenkampen bewaakt. Daarnaast moesten zij de openbare orde handhaven, wat vanaf 1916 door gebrek aan voedsel veel werk gaf. Voorts brachten de militairen wegversperringen aan. In Noord-Brabant waren circa 50.000 soldaten ingekwartierd bij onder andere de burgerij, die hiervoor een vergoeding ontving. Vier jaar lang was er echter geen enkele militaire actie in Nederland, de soldaten verveelden zich met alle gevolgen van dien (2).

Vluchtelingen

De grote stroom van meer dan 1 miljoen Belgische vluchtelingen naar het neutrale Nederland was tussen 7 en 10 oktober 1914. Noord-Brabant en Limburg werden overspoeld door vluchtelingen, die in erbarmelijke omstandigheden alles moesten achterlaten. Verhalen meldden dat er in Bergen op Zoom 40.000 en in Roosendaal 10.000 vluchtelingen waren in oktober 1914 (3).

Terug naar België

Na een paar weken zijn 250.000 vluchtelingen naar België teruggekeerd. In november 1914 waren er nog 323.600 vluchtelingen in ons land en uiteindelijk bleven er, na de sluiting van de grens in mei 1915, nog ongeveer 105.000 Belgische vluchtelingen in Nederland over. Van hen verbleven er circa 20.000 in Nederlandse kampen.

De grens tussen België en Nederland was letterlijk van ijzer, een stalen gordijn waar 2000 volt op stond. Honderden mensen verloren het leven door het negeren van dit ‘ijzeren gordijn’.

Speciale vluchtelingenkampen

In speciale kampen in Nederland verbleven 33.000 Belgische militairen. Ook zaten er Franse en Engelse militairen in deze kampen. Zij waren na de capitulatie van Antwerpen naar Nederland gevlucht of waren bij vliegtuigongelukken neergestort. Ook kwamen er Duitse deserteurs naar Nederland tijdens de oorlog. Voor al deze verschillende nationaliteiten zijn kampen gebouwd omdat Nederland haar neutraliteit wenste te bewaren.

Distributiebonnen

Begin 1916 begon Duitsland een duikbootoorlog in de Noordzee. Door deze oorlog en de Engelse blokkadepolitiek, die ten doel had doorvoer van goederen naar Duitsland te voorkomen, was de aanvoer van graan en andere noodzakelijke goederen naar Nederland onzeker. Er kwam een levensmiddelenwet en voedsel was vanaf augustus 1916 op de bon (4).

West-Brabant

In 1915 werd begonnen met de aanleg van een infanteriestelling, de zogeheten Brabantse Wal, die van Bergen op Zoom via Halsteren naar Willemstad liep. Hieraan bouwden de soldaten van de IIIe en IVe divisie van het Nederlandse veldleger. In die periode verbleven ze in Willemstad (5).

Ook zijn voorbereidingen getroffen om grote stukken van West-Brabant en Goeree Overflakkee te inunderen (onder water te zetten).

Een andere stelling in het zuidwesten was De Stelling van het Hollandsch Diep en Volkerak met Willemstad als centrale vestingstad. Deze stelling bestond uit forten: Willemstad, fort De Hel, Buitensluis bij Numansdorp, fort Bovensluis, fort De Ruijter (Sabina Henrica) en het fort Prins Frederik te Ooltgensplaat. De organieke sterkte van deze Stelling bedroeg op papier ruim 5.200 man vestingartillerie, infanterie, genie en ondersteunende diensten. Deze sterkte is waarschijnlijk nooit gehaald, maar overvol waren de vestingen en de forten wel.

Op 25 mei 1916 bezocht koningin Wilhelmina de strategische Stelling. De Stelling had een tweeledig doel. Enerzijds sloot zij het Hollandsch Diep af en daarmee de toegang tot de Vesting Holland vanuit het zuidwesten. Anderzijds diende zij als opnamestelling voor het veldleger in het geval dat het zich moest terug trekken binnen de Vesting Holland.

In dijken en wallen rondom de forten en Willemstad zijn toen dunwandige betonnen infanterieschuilplaatsen aangelegd. Mogelijk houdt de oprichting van het Rode Kruis, afdeling Fijnaart en Heijningen op 31 maart 1916 verband met deze activiteiten.

Algemeen

Meer dan 65 miljoen militairen uit 32 landen raakten bij de Eerste Wereldoorlog betrokken op allerlei fronten in de hele wereld. In totaal zijn meer dan 8,5 miljoen soldaten tijdens deze oorlog gesneuveld. Vooral de strijd in de 750 kilometer lange loopgraven op de slagvelden aan bijvoorbeeld de IJzer en de Somme heeft veel slachtoffers geëist, onder andere door het gebruik van gif- en mosterdgas. Gifgas is door de Duitsers in 1915 voor het eerst gebruikt tegen de Canadezen in Ieper.

Naast de 8,5 miljoen gesneuvelde soldaten zijn er in Europa naar schatting 30 miljoen burgers omgekomen door honger en ziekten, zoals de Spaanse griep. Op 11 november 1918 is aan het westelijk oorlogsfront een wapenstilstandsverdrag afgesloten. Pas op 28 juni 1919, precies vijf jaar na de moordaanslag in Serajewo, wordt in Versailles het vredesverdrag ondertekend (6 en 7).

Bronnen:
www.histotheek.nl

– members.home.nl/kees de brouwer
– ‘Nieuw licht op belangrijke rol West Brabant tijdens Eerste Wereldoorlog’ –Willem Jan Joachems
– ‘Vluchtelingen in Nederland’ – W.H. van Terwinga
– WWI Chronology – ‘Chronology of the First World War’
– http:/schrijfspecialist.wordpres.com/leven-in-nederland-tijdens-de-mobilisatie-van-1914
– ‘Mobilisatie, vluchtelingen en demobilisatie vòòr, tijdens en ná de Eerste Wereldoorlog 1914-1918’, Th.C.M. Noordermeer
– Eerste Wereldoorlog, KMA, Wim Klink

Bronnen illustraties:
– 1. en 4. Wikipedia
2. Heemkundekring ‘Die overdraghe’ Klundert
– 3. Uit: Dagboek Jac. van der Veken

– 5. Regionaal Archief West-Brabant
– 6. en 7. Bea Hoeks- de Laat

 

Lees verder

Interbellum

Hiermee wordt de periode tussen de twee wereldoorlogen bedoeld. De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog leidden tot de opvatting: nooit meer oorlog! Maar de gevolgen van die oorlog zouden nog lang merkbaar zijn. Allereerst was daar de Spaanse griep, zo genoemd omdat Spaanse kranten als eersten over deze ziekte berichtten. De ziekte werd waarschijnlijk meegebracht en verspreid door Amerikaanse soldaten. Er ontstond een wereldwijde epidemie die naar schatting tussen de 20 en 100 miljoen levens eiste.

Bij de vrede van Versailles werden aan het verliezende Duitsland dermate hoge eisen gesteld dat achteraf bezien daar de kiem gelegd werd voor de latere Tweede Wereldoorlog.

De militairen, die op het Moerdijkse grondgebied in stellingen hadden gelegen, keerden huiswaarts wat inkomstenverlies betekende voor de middenstand, de cafés en boeren en burgers die voor inkwartiering hadden gezorgd. In 1922 vertrok ook het Willemstadse garnizoen, hetgeen een klap was voor de middenstand.

De aanloop naar de grote depressie

Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden de Verenigde Staten hun landbouw en industrie geweldig opgevoerd om voedselhulp en industriële producten te kunnen verstrekken aan Europa. Na die oorlog, toen Europa haar landbouw en industrie weer op orde trachtte te brengen, leidde dat tot een enorme overproductie, waardoor de prijzen daalden en bedrijven en boeren zwaar in de schulden raakten.

Op 24 oktober 1929 klapte op Wallstreet de aandelenkoersen in elkaar: Zwarte Donderdag. Er kwam een run op de spaarbanken van mensen die hun spaartegoeden wilden opnemen. Banken, die vaak leningen aan het noodlijdende Europa uit hadden staan, gingen failliet, mensen raakten hun spaargeld kwijt waardoor veel Amerikaanse burgers niet meer in staat waren producten te kopen. Massa-ontslag en armoede waren het gevolg.

Overwaaien van de crisis

De Amerikaanse economische crisis had wereldwijde gevolgen. Landen, met daaronder veel handelspartners van Nederland, stelden protectionistische maatregelen in. Dat betekende, dat de export van Nederland fiks daalde. Daarbij kwam dat andere landen hun valuta devalueerden, hetgeen de Nederlandse regering overigens weigerde. De waarde van de gulden bleef gekoppeld aan goud met als gevolg dat onze concurrentiepositie verslechterde en de crisis in ons land langer duurde dan in andere landen van Europa.

Er ontstond een grote werkloosheid. Op het hoogtepunt van de crisis in 1935-1936 telde ons land 500.000 werklozen. Dat betekende dat van de beroepsbevolking één op de vijf zonder werk zat en in diepe armoede geraakte.

Werkloosheid-werkverschaffing-armoede-vernedering

De financiële steun die werklozen kregen was minimaal, gemiddeld 15 gulden (=nu ongeveer € 7,-) per week. Om te voorkomen, dat werklozen er stiekem een ‘zwart’ baantje bij namen, moesten zij één à twee keer per dag een stempel halen. Bij verzuim werd de uitkering gestopt. Trouwen werd bemoeilijkt, omdat men enige maanden geen ‘gehuwdensteun’ kreeg. Had men een volkstuintje, dan werd de steun navenant verlaagd. Werd men betrapt op cafébezoek, bioscoopbezoek of de aanschaf van bloemen of gebak idem dito. Uiterst beschamend was het als men kleding of beddengoed aanvroeg bij ‘de Steun’, waarbij ambtenaren zorgvuldig de kasten kwamen inspecteren. De verleende kleding was zo gemerkt, dat iedereen kon zien, dat het kleding van ‘de Steun’ was. Diaconie en parochiale armenzorg hadden veel liefdewerk te verrichten.

Werklozen waren verplicht om aan werkverschaffingsprojecten deel te nemen. De overheid startte landelijk grote projecten zoals de aanleg van de Afsluitdijk en de Zuiderzeewerken waaraan men gedwongen moest gaan werken. Vanuit onze regio gingen bijvoorbeeld arbeiders naar de Wieringermeerpolder om te werken aan de ontginning. Zo was er ook een ontwateringsproject in de Hoevense Beemden waar onder andere werklozen uit Fijnaart, Klundert en Zevenbergen tewerk werden gesteld.

Binnen onze overwegend agrarische gemeente was het merendeel van de beroepsbevolking landarbeider. In de werkloosheidsgrafieken zie je dan ook dat de pieken in de winter liggen en de dalen in de zomer. Veel werkverschaffing bestond uit het graven en schonen van waterlopen en sloten en het verzwaren van dijken.

Waterleiding en elektriciteit deden hun intrede. Ook daar konden mensen tewerk gesteld worden om sleuven te graven en ´s winters sneeuw te ruimen. In 1933 begon men met de restauratie van het raadhuis in Willemstad hetgeen enige bouwvakkers werk verschafte en in Klundert werd een deel van de wallen in werkverschaffing gerestaureerd, terwijl ook veel werklozen werden ingezet bij de versterking van de vestingwerken in Willemstad en bij de bouw van de kazematten langs het Hollandsch Diep.

Bedrijven hadden het moeilijk

Boeren en vlasbedrijfjes kregen soms steun om mensen aan het werk te kunnen houden: er moest immers voedsel geproduceerd worden! Zo bezien was de situatie in de meer industriële gebieden ernstiger. De middenstand had het, vanwege de geringe koopkracht, ook niet gemakkelijk.

In 1936 werd de verkeersbrug bij het dorp Moerdijk geopend wat een grote tegenslag was voor de Moerdijkse haven en middenstand. Tot dan toe moest alle verkeer van en naar Zuid-Holland gebruik maken van de veerdienst Moerdijk-Willemsdorp. Nu het verkeer niet meer door het dorp ging, was dat de doodsteek voor de haven en een grote strop voor de middenstand.

De scheepswerf van de gebroeders De Korte, die aan zo’n 100 mensen werk bood, had de deuren al eerder moeten sluiten.

Verkrotting

In 1901 werd de woningwet aangenomen. Lange tijd was volkshuisvesting vooral een zaak van kleine particulieren. Er waren praktisch geen stads- of dorpsuitbreidingsplannen. Gebouwd werd er binnen de bestaande infrastructuur. Voor de armen werden zeer kleine woningen gebouwd waardoor met name in de steden een grote bevolkingsdichtheid werd bereikt.

Tegen het einde van de 19de eeuw brak het besef door dat de overheid zich meer moest gaan bemoeien met uitbreidingsplannen en de eisen die aan het bouwen en vernieuwen van woningen moesten worden gesteld. Vooral waterleiding was belangrijk, omdat vervuild drinkwater een belangrijke oorzaak was van ziekten als cholera en dysenterie.

De nieuwe eisen leidden ertoe, dat binnen de verschillende kernen vele woningen eigenlijk als onbewoonbaar moesten worden aangemerkt wat niet meteen gebeurde. Op de eerste plaats werkte de tijd tegen: Eerste Wereldoorlog, crisisjaren, Tweede Wereldoorlog. Voorts woonden in de krotwoningen arme mensen, die geen hogere huur konden betalen voor een nieuwe of verbeterde woning. De eigenaren van deze woningen hadden ook niet veel zin om te investeren in woningverbetering en uitvoering van de nieuwe wettelijke bepalingen werd vaak vertraagd of geboycot.

Ook na de Tweede Wereldoorlog bleven, vanwege de woningnood, krotwoningen nog lang bewoond. Langzaam aan ontstonden echter nieuwe uitbreidingsplannen waardoor pas in de zestiger jaren van de vorige eeuw een einde kon komen aan de verkrotting.

De NSB

De economische crisis en de onmacht van de parlementaire democratie om hier adequaat op te reageren gaf voeding aan het in die jaren overal opkomende fascisme, wat in ons land vorm kreeg in de oprichting van de NSB, de Nationaal Socialistische Beweging.

De NSB kende haar hoogtepunt in 1936 waarna het snel achteruit ging. In 1933 werd het lidmaatschap voor ambtenaren verboden. De Rooms Katholieke Kerk verbood haar leden in 1935 lid te worden, waarna de Synode van de Gereformeerde Kerk hetzelfde deed. De aanhang van de NSB was vooral te vinden in de gebieden met minder kerkelijke binding. In de meer verzuilde gebieden was de aanhang gering.

Uiteraard steeg de aanhang weer tijdens de Tweede Wereldoorlog. In onze gemeente heeft de partij relatief weinig aanhang gekend.

Bronnen:
– C. van Mastrigt, ‘Willemstad PrinsheerlijK’, 2009

Bronnen Illustraties:
– 1. en 2. Heemkundekring ‘Willem van Strijen’ Zevenbergen
– 3.
Heemkundekring ‘Die Overdraghe’ Klundert
– 4. Regionaal Archief West-Brabant

Lees verder

WO II: Inval

De meeste kernen van de huidige gemeente Moerdijk hebben van de oorlogshandelingen veel te lijden gehad. De voornaamste oorzaak daarvan was de aanwezigheid van de Moerdijkbruggen, een verkeersbrug en een spoorwegbrug. Ook het gegeven dat veel kernen grenzen aan de rivieren het Hollandsch Diep en de Mark zorgde voor veel schade en het verlies van mensenlevens.

Moerdijkbruggen

De Tweede Wereldoorlog begon voor de gemeente Moerdijk op 10 mei 1940. Rond 04.00 uur vielen de Duitsers het gebied bij de Moerdijkbruggen aan (1). Bommenwerpers, jagers en transportvliegtuigen met parachutisten bestookten de bruggenhoofden, de omgeving rond het dorp Moerdijk, het gebied ten westen van Lage Zwaluwe en de overzijde bij Willemsdorp. Het eerste doel van de aanvallers was om de verkeersbrug en als tweede de spoorbrug in handen te krijgen om de doortocht van troepen, die uit Limburg en Midden-Brabant werden aangevoerd ongehinderd te laten passeren. De Moerdijkbruggen waren in de verdedigingsstelling van het Zuidfront van de Vesting Holland de enige toegangsweg naar het noorden. Aan de zuidelijke en de noordelijke zijde was het bruggenhoofd enkele dagen voor de aanval nog versterkt maar alleen de luchtdoelartillerie was in staat van paraatheid. De bezuinigingen op materieel, de slechte voorbereiding en coördinatie, de verrassingsaanval en de overmacht waren er de oorzaak van dat om 05.15 uur de Duitsers de bruggen ongeschonden in handen kregen.

Dorp Moerdijk

Bij Zevenbergschen Hoek en het Station Lage Zwaluwe werden de Nederlandse stellingen gebombardeerd. Ook de militaire barakkenkampen Moerdijk en Willemsdorp werden aangevallen. Rond 07.00 uur waren de dorpen Moerdijk (2), Zevenbergschen Hoek en het station Lage Zwaluwe door de Duitsers veroverd. Bij de Haven en op de Steenweg in het dorp Moerdijk vonden felle gevechten plaats.

Circa 800 Nederlandse militairen vielen in Duitse handen. Doden en gewonden werden ondergebracht en verzorgd in het Moerdijkse klooster. Onder de burgers in het dorp Moerdijk vielen zeven slachtoffers. De inwoners van het dorp werden geïnterneerd in het klooster. Een aantal bewoners van Zevenbergschen Hoek werd naar Langeweg en Zevenbergen geëvacueerd. Later op de dag is een tegenaanval van Nederlandse militairen mislukt.

Bombardement Zevenbergen en omstreken op 11 mei 1940

Op zaterdag 11 mei verschenen in Zevenbergen en Zevenbergschen Hoek Franse militairen. De bedoeling was om samen met Nederlandse troepen de Moerdijkbruggen te heroveren. Door de Duitsers bleef dit niet onopgemerkt. Dit en de aanwezigheid van Franse militairen kan de aanleiding zijn geweest dat op die zaterdagmiddag rond 15.00 uur Zevenbergen, Langeweg en Zevenbergschen Hoek (3) werden gebombardeerd. In Zevenbergen staarden argeloze burgers naar omhoog, onbewust van wat komen ging. Vijf zware bommen vielen op Zevenbergen, met grote verwoestingen tot gevolg (4). Vier straten ten zuiden van de haven (Merodestraat, Brouwerstraat, Kerkstraat en Zuidhaven) en drie straten ten noorden van de haven (Langenoordstraat, Lage Wipstraat en Noordhaven) werden verwoest. Het water in de haven bleef kalmpjes kabbelen tussen de verwoeste panden.

Veel inwoners vluchtten langs dijken en wegen het open veld en de weilanden in of klopten aan bij familie en kennissen elders. De Franse troepen verlieten de volgende dag spoorslags Zevenbergen richting het zuiden. Het aantal dodelijke burgerslachtoffers uit Zevenbergen en Zevenbergschen Hoek bedroeg 36 personen. Ook vijf Franse militairen sneuvelden (5).

Val van Willemstad

De Stelling Willemstad had vanaf 1585 de taak om Holland tegen de vijand te beschermen en de doorvaart over het Hollandsch Diep te garanderen. Dat lukte in de vijftiende en de zestiende eeuw tegen de Spanjaarden en in 1793 tegen de Fransen. Op 1 november 1939 werd in Willemstad de staat van beleg afgekondigd. Ter voorbereiding op een mogelijke aanval werden versterkingen aangelegd en werden maatregelen genomen om de polders rond Willemstad onder water te zetten. Op 5 september 1939 werd de uitkijk- en luisterpost op de Koepelkerk bemand. De inundatie van de Ruigenhil kwam bij de inval van de Duitsers op 10 mei 1940 maar moeilijk op gang. Dat kwam door de lage waterstand van de rivier en de ongunstige wind zodat het water maar langzaam de polder instroomde. Op 12 mei kwamen kleine groepjes Nederlandse soldaten de stad binnen: kapotte kleren, vies en doodmoe. Een dag later, op Pinkstermaandag, werd het eerste contact gemaakt met de Duitse militairen. De aanval op de stad vond plaats op de vijfde oorlogsdag: 14 mei. De verdediging liet de wegen rond de stad opblazen en versperringen aanleggen maar dat verhinderde de Duitsers niet om nog dezelfde dag de stad in handen te krijgen. Een dag later, op 15 mei, capituleerde het Nederlandse leger.

Fijnaart en Heijningen

Op 10 mei 1940 trok het 3e Nederlandse grensbataljon door Heijningen om versperringen op te richten die echter weinig voorstelden. Later op die dag vertrokken zij naar het vliegveld Waalhaven in Rotterdam om te proberen dit te heroveren op Duitse parachutisten. Men was begonnen met het inunderen van de polder Sabina Henrica, wat slechts zeer langzaam verliep. Op 13 mei 1940 reden de eerste Duitse pantserwagens Fijnaart binnen.

Bronnen van de vensters Tweede Wereldoorlog: 35 Inval / 36 Bezetting / 37 Bevrijding
– E.H. Brongers, ‘Opmars naar Rotterdam’ deel 1, blz.52-75, 2e druk 1982
Dr. L. de Jong, ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog 1939-1945′ deel 3, blz.28-32, 1970
– A. Goossens en H. Dijk, www.zuidfront-Holland 1940.nl
–  www.historischdagboek.nl/jj van aken
– J. van der Made, ‘Geschiedenis van Langeweg’, www.langeweg.eu/geschiedenis
– W. van den Broek/BNdeStem, stad en streek ‘Buitenkamp Moerdijk’, juli 2008
C. van Mastrigt ‘Willemstad PrinsheerlijK’, uitgave Heemkundekring ‘De Willemstad’, 2009
– J. Barel, Beschrijving gebeurtenissen in Oorlogstijd, ongedateerd
– J. Barel, Rede Dodenherdenking, 4 mei 2010
– L. Melissen, ‘Toen granaten floten’, 1945 en 2004
www.regionaalarchiefwestbrabant.nl/inv. 0665/collectie J.J.van Aken
www.erelijst.nl

– Willemstad in de oorlogsjaren 1940-1945, Constantijn van Nispen, zoals vermeld in het gemeentelijke informatieblad ‘Brillant in Gouden Delta’ van 1982 t/m 1984
– Regionaal Archief West-Brabant, Overlijdensregister 30-10 / 6-11-1944
– Regionaal Archief West-Brabant, inv. 195, Begraafboek R. K. parochie te Zevenbergen 1894-1963
– Stichting Historisch Onderzoek 2e wereldoorlog/Operatie Rebound; bevrijding van de Westhoek, 1994
– Brabants Historisch Informatie Centrum, overlijdensregisters Standdaarbuiten 31-10 / 5-11-1944 en Klundert 2-11 / 5-11-1944
Frans Withagen, Esther Eenhuizen e.a., ‘The battle of the dikes’, 2011
Hoegh en Howard, Timberwolf tracks 2004, pag. 67–102
– War stories of WWII, 2011 diverse leden van de 104e infanteriedivisie, pag. 35-133
K. Dane, Historisch overzicht van stad en Polder, 1950
C. van Nispen, De ramp met de Rhenus 127, 1995

Bronnen illustraties:
– Bovenin, 3. en 5.  Regionaal Archief West-Brabant
– 1. www.zuidfront-holland1940.nl
– 2. Stichting Heemkunde Moerdijk
– 4. Heemkundekring ‘Willem van Strijen’ Zevenbergen


 

 

Lees verder

WO II: Bezetting

De oorlogsjaren verliepen in deze regio redelijk rustig. De kernen Zevenbergen, Willemstad en Moerdijk, die in de eerste oorlogsdagen schade hadden opgelopen, werden gedeeltelijk hersteld en het normale leven werd min of meer opgepakt. Een klein deel van de bevolking gaat in het verzet en Fijnaart krijgt een foute burgemeester. In dit venster staan we ook stil bij de ramp met het schip de Rhenus bij Willemstad en het gevangenenkamp in het dorp Moerdijk.

Ramp bij Willemstad

Op 30 mei 1940 voltrok zich een ramp op het Hollandsch Diep bij Willemstad. De Rhenus 127, een kolenschip vol Belgische krijgsgevangenen op weg naar Duitsland, liep op een magnetische mijn die de Duitsers op 13 mei in het Hollandsch Diep hadden afgeworpen. Tegen half acht ’s avonds werd Willemstad opgeschrikt door een dreunende slag. De ontploffing werd tot in Fijnaart gehoord. Gedurende enkele minuten was er een hels tafereel te zien: de Rhenus 127, aan de kiel gespleten, zonk langzaam de diepte in. Natuurlijk ontstond er paniek op het getroffen schip: gehuil, getier, angstkreten; daarbovenuit minutenlang het noodgeloei van de basklanken van de scheepshoorns.

Het eerste alarm werd door dokter Schiphorst, die hoofd van de luchtbeschermingsdienst was, gegeven: het gehele personeel van die dienst werd met al het beschikbare hulpverleningsmateriaal opgeroepen. De tweede actie werd ingezet door de Ortskommandant te Willemstad, die ook onmiddellijk alarm sloeg: de motorbootjes, die hij tot zijn beschikking had, werden naar de plaats van de ramp gedirigeerd. Ook schoten de Willemstadse vissers met hun schepen toe om te redden wat er nog te redden was.

Er waren veel slachtoffers; bij het havenhoofd werd een massagraf gegraven, waarin de lijken werden gelegd. 276 personen zijn licht of zwaar gewond en worden in Willemstad verzorgd. Het aantal omgekomenen bedraagt 167. Een monument, dat op de plaats van het massagraf is opgericht, werd op 29 mei 1950 onthuld. Sindsdien worden jaarlijks op Tweede Pinksterdag de omgekomenen op het erekerkhof herdacht. Daarna wordt bij de plek van de ontploffing een bloemenkrans gelegd.

Dagboek Burgemeester J. J. van Aken

In november 1939 besluit Jacobus Joseph van Aken, burgemeester van de gemeente Zevenbergen, een dagboek aan te leggen over de gebeurtenissen in zijn gemeente. De internationale ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor Nederland waren hier voor hem aanleiding toe.

Tijdens een inventarisatie van het archief van de Heilige Bartholomeusparochie te Zevenbergen zijn een aantal handgeschreven kladblokken gevonden van de hand van burgemeester Van Aken.

Deze beschrijvingen, met name over de mobilisatie- en oorlogstijd tot aan zijn overlijden op 31 januari 1942, zijn van grote historische waarde. Na zijn dood werd in september 1942 een NSB –burgemeester door de Duitsers benoemd.

Het zwaailicht, prooi voor geallieerden.

In december 1940 plaatste de bezetter aan de Oostdijk, ter hoogte van het huidige zwembad in Willemstad, een zwaailicht, bestaande uit drie permanente lampen en een draailicht, dat als baken diende voor de Duitse luchtmacht. Het zwaailicht werd regelmatig door de Engelse luchtmacht gebombardeerd.

Vanwege de grote onrust en de vernielingen, die deze bombardementen ook in de vesting teweeg brachten, probeerde de locoburgemeester diverse malen de Duitse instanties te bewegen het zwaailicht weg te halen of tenminste verder van de vesting te plaatsen.

Pas halverwege het volgende jaar werd dit goedgekeurd, onder voorwaarde dat de gemeente Willemstad de elektriciteitskabel zou verzorgen. Het zwaailicht werd vervolgens verplaatst naar de Westdijk, ter hoogte van de Kogelvanger.

Periode na capitulatie op 14 mei 1940 tot najaar 1944

Na de capitulatie van Nederland op 14 mei 1940 komen de vele gevluchte inwoners van Zevenbergen weer terug en het openbare leven komt weer langzaam op gang. Gas, water en elektriciteit zijn vanaf 16 mei 1940 weer voorhanden en de opruimingswerkzaamheden worden ter hand genomen. Dit nam ongeveer 4 maanden in beslag. Ook de verwoeste woningen en bedrijfsgebouwen worden weer hersteld en opgebouwd.

Als gevolg van het invoeren van een distributiewet worden veel goederen en etenswaren, zoals suiker, graan, boter, vlees, olie en benzine door middel van bonnen verstrekt aan de bevolking. Tijdens de bezetting proberen velen aan werken in Duitsland te ontkomen door onder te duiken. Vooral Joden en verzetsmensen waren doelwit van de Duitse bezetters. Joodse inwoners worden opgepakt en via Kamp Moerdijk naar de concentratiekampen in Polen afgevoerd..

Sinds 1960 ligt in de hal van ingang Binnenhof 1a van de Tweede Kamer der Staten-Generaal de Erelijst van Gevallenen 1940-1945. Dit document bevat de namen van degenen die in de Tweede Wereldoorlog als militair of als verzetsstrijder voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn gevallen.

De gemeente Moerdijk telt 38 personen in dit register, te weten uit Willemstad 14; Zevenbergen 8; Klundert 7; Fijnaart en Heijningen 5 en Standdaarbuiten 4.

Het Aussenkommando

Het enige concentratiekamp naar Duits model dat in ons land werd ingericht was kamp Vught dat in januari 1943 werd geopend. Het kamp bezat een aantal Aussenkommando’s waar de gevangenen diverse werkzaamheden moesten verrichten, waaronder Moerdijk. Het kommando was gevestigd in de oude scheepsbarakken van de luchtdoelartillerie bij de haven. Vijftig S.S.-ers werden als bewaker aangesteld en de eerste gevangenen verschenen hier op 26 maart 1943. Het Aussenkommando (in de volksmond concentratiekamp Moerdijk) werd eind februari 1944 opgeheven.

Werkgever van de gevangenen was de Organisation Todt. De gevangenen moesten hun werkzaamheden onder erbarmelijke omstandigheden en strenge bewaking uitvoeren. De barakken, waarin zij verbleven, waren klein en vies. Op het werk werd veel geslagen door de S.S. De Joodse gevangenen hadden het nog slechter dan de politieke gevangenen. Ze droegen blauwwit gestreepte uniformen en klompen en hadden geen jas. Zomer en winter, ook bij vijftien graden vorst, dezelfde kleding. De politieke gevangenen hadden een vijf centimeter brede kruinschering over hun hoofd, de joodse gevangenen droegen een ster.

De mensen die in Moerdijk werkten, gingen te voet, zij die verder weg moesten werden op open vrachtauto’s vervoerd. Medische verzorging was er nauwelijks. De ernstige zieken werden op een open vrachtauto vervoerd naar de ziekenbarak in Vught. Er zijn enkele vluchtpogingen ondernomen.

In het klooster van Moerdijk is op zondag 2 augustus 1942 Zuster Charitas opgepakt en gedeporteerd naar Westerbork; zij kwam in Auschwitz om het leven.

Verzet

Van grootschalig verzet is in onze streek nauwelijks sprake geweest. Wel zijn er sabotagedaden en overvallen gepleegd. Lijdzaam verzet vond ook plaats, zo werd er op bijna alle scholen geen Duitse les meer gegeven hoewel dat wel verplicht was. Volgens Lou de Jong, de geschiedschrijver over de Tweede Wereldoorlog in Nederland, zaten er in heel Nederland overigens maar 25.000 mensen in het verzet!

Een ander voorbeeld betrof een toespraak van een hoge NSB-er op de markt in Zevenbergen. In eerste instantie stond de Markt vol publiek maar vlak voordat de toespraak zou beginnen stroomde de Markt leeg, op enkele NSB’ers na.

De gemeentesecretaris van Klundert Frans van Drimmelen leidde het verzet in het rayon de Westhoek. Het belangrijkste wapenfeit van deze groep was de overval op het stadhuis in Klundert op 21 januari 1944. Bijna het hele bevolkingsregister werd buitgemaakt en verbrand. Het Duitse gezag kon toen niet meer bepalen wie er voor Arbeitseinsatz naar Duitsland gestuurd moest worden. Van Drimmelen werd opgepakt maar na enkele weken weer vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs.

In de drukkerij van Boekhoven werd enige tijd het illegale blad Trouw gedrukt. Dit blad werd verspreid via boer R.J.Scheele in Noordhoek. Boekhoven was ook de uitgever van het weekblad De Westhoek. Dit blad was de NSB-burgemeester Van Campen van Fijnaart een doorn in het oog. Hij schreef diverse brieven naar Kameraad Leeuwenburg van de NSB om hem er op te wijzen dat er in het blad geen mededelingen werden gedaan over NSB-bijeenkomsten. Ook klaagde hij over de houding van de Klundertse burgemeester Draijer. Van Campen werd na de oorlog gearresteerd en veroordeeld.

In Fijnaart was tijdens de bezetting een verzetsgroep actief o.l.v. de heren J. Lanning en H. Nijhoff. Deze verzetsgroep hield zich onder andere bezig met hulpverlening aan onderduikers en het verspreiden van illegale kranten. In maart 1943 werd er in Fijnaart een “bewakingsdienst tegen sabotage” door de toenmalige NSB burgemeester van Campenhout opgericht. De leden van deze bewakingsdienst, ook wel “spijkerploeg” genoemd, moesten vooral ’s nachts de wegen aflopen om te voorkomen dat er spijkers en glas op de weg lagen, waardoor de Duitsers de banden van hun voertuigen lek reden. Deze dienst heeft overigens slechts drie maanden gefunctioneerd.

Bronnen: zie venster 35 WO II Inval

Bronnen illustraties:
– 1., 2. en 3. Regionaal Archief West-Brabant
– 4. Heemkundekring ‘De Willemstad’
– 5. www.geldmuseum.nl
– 6. www.erelijst.nl
– 7. Heemkundekring ‘Die Overdraghe’ Klundert


Lees verder

WO II: Bevrijding

De bevrijding in de maanden oktober en november van 1944 kwam voor Noordwest-Brabant van twee kanten. Uit het Zuidwesten kwamen de Canadezen, de Amerikanen en de Engelsen en uit het Zuidoosten de Polen, Amerikanen en Engelsen.

De bezetter had langs de hele Nederlandse kust versterkingen aangelegd, waaronder bunkers op de wallen van Willemstad. De aanval van de geallieerden kwam echter niet vanuit zee maar vanuit het zuiden zodat al deze versterkingen zinloos waren. Omdat de Duitse troepen zich terug wilden trekken via de Moerdijkbruggen vonden er in de regio zware gevechten plaats.

Najaar 1944

Na ruim vier jaar bezetting komt de bevrijding in zicht door de landing in Normandië op D-Day, 6 juni 1944. De Moerdijkbruggen, maar ook de brug bij Keizersveer blijken van strategisch belang. Vanaf 16 september 1944 worden maatregelen genomen om met name Standdaarbuiten, Klundert en Zevenbergen te verdedigen tegen de geallieerden.

In Zevenbergen wordt een tankgracht gegraven van 9 meter breed en 3 meter diep, (een zogeheten tankval) en zijn zware betonnen muren langs de toegangswegen geplaatst. Alle beschikbare mannen, jong en oud, moeten hieraan werken. Een aantal heeft zich hieraan kunnen onttrekken door onder te duiken. Dat leidt tot een razzia op 17 september 1944.

Op diezelfde dag kwamen vanaf 15.00 uur meer dan 2.000 vliegtuigen met troepen, sleep- en vrachttoestellen in oostelijke richting naar Arnhem over Noordwest-Brabant. Dit is het begin van de Operatie Market Garden. In de voormiddag van 17 september wordt het dorp Moerdijk gebombardeerd; hierbij vallen acht burgerslachtoffers.

Operatie Pheasant, de start van de bevrijding van West- en Midden Brabant, begint op 20 oktober. Canadese, Britse, Poolse en Amerikaanse troepen zijn hierbij betrokken. Vanaf maandag 30 oktober vliegen de eerste geallieerde granaten over Zevenbergen van de kant van Oudenbosch en Breda. De Duitsers vernielen veel: de brug over de Mark bij Zwartenberg, de watertoren, de gashouder, de kerktorens, fabrieksschoorstenen, havenbruggen en talloze huizen en boerderijen. Inwoners zoeken een heenkomen in schuilkelders en in de katholieke kerk op de Markt in Zevenbergen, waar uiteindelijk tussen de 2.300 en 3.000 mensen de gebeurtenissen afwachten. Een gedeelte van de kerk is ingericht als noodhospitaal..

Timberwolves

Op 4 september 1944 valt de haven van Antwerpen onbeschadigd in handen van de geallieerde legers en begin november 1944 zijn alle Duitse militairen langs de Westerschelde verdreven. Voor de Duitsers krijgt het westelijk deel van Noord Brabant daardoor strategische betekenis, want van hieruit kan Antwerpen alsnog worden bestookt. Daarom besluit de Amerikaanse 104e infanteriedivisie, beter bekend als de Timberwolves, naar het Hollandsch Diep op te trekken langs de lijn Zundert – Oudenbosch – Standdaarbuiten – Moerdijk. Afgezien van felle gevechten rond Zundert en Achtmaal verloopt de bevrijding tot de rivier de Mark volgens plan.

De geallieerden willen Standdaarbuiten omsingelen door het langs drie kanten aan te vallen. Het centrum van de aanval richt zich op de brug over de Mark, de enige verbinding tussen Oudenbosch en Standdaarbuiten. Van daaruit kan het dorp worden schoongeveegd. Anderhalve kilometer ten oosten van de brug, tegenover de huidige Tweede Kruisweg, is een tweede oversteek van de Mark voorzien met als opdracht om richting Noordhoek op te trekken. Een derde oversteek wordt een kilometer westelijk van de brug gepland, ongeveer waar nu de A17 de Mark kruist.

De aanval

Vanuit Oudenbosch trekken de Timberwolves op naar de Mark. De divisie verdeelt zich in drie regimenten, die elk optrekken naar de hun aangegeven oversteekplaats.

Een deel van het 415e regiment trekt op naar de brug waar het op 30 oktober in het begin van de avond arriveert. De Amerikanen horen aan de overkant geschreeuw van in paniek geraakte Duitse militairen. Vlak daarna is het draaibare gedeelte van de brug opgeblazen. Het Duitse verzet op de zuidelijke oever van de Mark wordt vervolgens snel gebroken.

In het oosten heeft het andere deel van het 415e regiment de aanval ook ingezet. Het lukt om aan de noordzijde van de Mark een bruggenhoofd te vormen. Door goed georganiseerde tegenstand van de Duitsers en het ontbreken van luchtsteun door het slechte weer moeten de meeste militairen zich echter terugtrekken. Vijfenzestig militairen blijven achter in hun schuttersputten. Drie dagen lang houden zij stand tegen een overmacht van Duitse militairen en materieel.

Pas als het weer opklaart, wordt besloten tot een meer gecoördineerde aanval. Britse troepen beginnen op 2 november met zware beschietingen op Standdaarbuiten.

De torenspits van de katholieke kerk wordt vernietigd en ook de molen wordt zwaar beschadigd. De bevolking zoekt haar toevlucht in schuilkelders. Die bestaan uit gegraven holen in de tuin, afgedekt met balken, aarde en takkenbossen. Anderen zoeken hun toevlucht tot veiliger schuilplaatsen, zoals de verwarmingskelder onder de katholieke kerk.

Het wordt voor de inwoners een angstige week. De hygiënische toestand in de schuilkelders is onhoudbaar, ook kunnen velen de psychische belasting niet meer aan. Met gevaar voor eigen leven verlaten enkele tientallen dorpelingen hun schuilkelders. De meeste vinden onderdak bij de boeren of in schuilkelders aan de Oudendijk.

Evacuatie en bevrijding


Standdaarbuiten
Ter hoogte van de haveningang is inmiddels een pontonbrug aangelegd. Daar kunnen militairen met licht materieel oversteken en het bruggenhoofd aan de noordzijde versterken. Ook zijn Britse genietroepen begonnen met het plaatsen van een baileybrug over het opgeblazen gedeelte van de oude brug zodat zwaar materieel kan worden overgebracht.

Nu pas kan de werkelijke bevrijding van Standdaarbuiten en het gebied ten noorden van het dorp beginnen. Het 413e regiment van de Timberwolves divisie maakt de westelijke oversteek. Omdat alle gewassen zijn geoogst, hebben de Duitsers vanachter de hoge taluds van Oude Kerkstraat, Sluissedijk en Barlaaksedijk vrij uitzicht op de oprukkende Amerikanen. Zij vormen een gemakkelijke schietschijf. Velen sneuvelen, nog meer raken gewond. Dankzij luchtsteun en zware artilleriebeschietingen slagen de Amerikanen erin om – vaak in man-tegen-man gevechten – het gebied tussen de Oudendijk en de Nieuwendijk te bezetten. Vanaf de Oudendijk en de Kreekdijk wordt de aanval op Noordhoek ingezet.

Aan de oostelijke kant van het dorp nadert het 415e regiment, dat inmiddels opnieuw de Mark is overgestoken. Het bevrijdt de 65 collega’s uit hun benarde positie en trekt op in de richting van Noordhoek: de ring rond Standdaarbuiten is toen gesloten en het dorp is bevrijd.

Twintig inwoners maken die bevrijding niet mee, evenals honderden militairen aan zowel Amerikaanse als Duitse kant.

Klundert
Na de verovering van Standdaarbuiten trekken de bevrijders richting Fijnaart. Na enkele beschietingen en huis-aan-huis gevechten is Fijnaart weliswaar prijs gegeven maar de Duitsers nestelen zich op het kruispunt Oude Molen, waar ze flink tegenstand bieden. Ook op het kruispunt Oude Stoof willen ze niet wijken. In Klundert hebben de Duitsers zich eveneens verschanst. De geallieerden veronderstellen dat vanuit Klundert de Duitse verdediging is geleid. Duizenden en duizenden granaten worden op het stadje afgeschoten, De inwoners schuilen in hun kelders en onder de katholieke kerk. Tweederde van de huizen wordt vernield, bijna het hele centrum is weg. Op zondagmorgen 5 november 1944 trekken Engelse soldaten het brandende Klundert binnen. Ruim 170 inwoners zijn bij de bombardementen en de gevechten om het leven gekomen. Ook na de bevrijding is Klundert nog vanaf de overkant van het Hollandsch Diep beschoten.

In Villa Maria aan de Zevenbergseweg woonden vijftien bejaarden die geëvacueerd waren uit Middelburg. Op 2 november 1944 joeg de commandant van de Duitse troepen deze mensen de straat op omdat hij het huis nodig had. Twaalf van hen zijn opgevangen in de Wagenstraat. De volgende dag kreeg dit huis een voltreffer met als gevolg dat alle bejaarden omkwamen.

Fijnaart en Heijningen
Op 1 november 1944 bliezen de Duitsers de toren van de Hervormde Kerk op. De kerktoren van de RK Kerk en de watertoren aan de Nieuwe Molen ondergingen twee dagen later hetzelfde lot. Zware beschietingen volgden op 3 november 1944. Tijdens de gevechten vielen onder de bevolking doden en gewonden. In de vroege ochtend van 4 november bereikte het Britse Hallemshire Batallion de Voorstraat in Fijnaart. Bijna elke pand was beschadigd door het oorlogsgeweld, vooral in de kom van Fijnaart en de omgeving van de Kadedijk en later Zwingelspaan. In de vroege ochtend van 5 november 1944 werd Oudemolen bevrijd, gevolgd door Heijningen op 6 november.

Willemstad
Eind oktober 1944 zijn alle grote plaatsen in West-Brabant bevrijd maar Willemstad is één van de laatste bolwerken die de Duitsers nog in handen hebben. Het stadje wordt zwaar onder vuurgenomen, de inwoners vluchten naar schuilkelders, bunkers, het kruithuis en de forten.

Op 6 november staan de geallieerden voor de vesting. Ze weten met de bezetters een wapenstilstand van vier uur te bereiken om burgers in staat te stellen de vesting veilig te verlaten. De meeste evacués vertrekken lopend naar Fijnaart en daar vandaan per vrachtauto naar Breda.

Een dag later geeft de Duitse bezetter zich over en Willemstad is bevrijd. De verwoestingen zijn enorm, maar door de veilige schuilplaatsen en de korte wapenstilstand vallen er relatief weinig slachtoffers.

Zevenbergen
Op 4 november 1944 wordt Zevenbergen weer gebombardeerd: vier aanvallen met vijftig zware bommen en mitrailleurvuur van geallieerde vliegtuigen om de Duitsers uit Zevenbergen te kunnen verdrijven.

Talloze schuilkelders en huizen worden geraakt en branden breken uit. Liefst 89 doden en vele gewonden zijn het gevolg. Op zondagmorgen 5 november verlaten de Duitsers Zevenbergen en vertrekken ze richting de Moerdijkbruggen.

Diezelfde middag omstreeks 15.00 uur trekken de eerste Amerikanen van de 104e infanteriedivisie, onder leiding van generaal Terry Allen, de stad binnen via de Lamgatseweg (nu de Generaal Allenweg) en de Klundertseweg. Landmijnen eisen nog slachtoffers.

Van uitbundige vreugde kan men dan ook niet spreken, eerder een gelatenheid. Er zijn te veel doden en gewonden en de verwoestingen zijn enorm..

Langeweg
De geallieerde troepen naderen Langeweg vanuit het zuidoosten. Op 30 oktober blazen de Duitsers de brug over de Mark bij Zwartenberg op. Felle gevechten zijn het gevolg met veel artillerievuur. In en rond Langeweg staan artillerie en de tankafweer van de Duitsers. Het klooster en het seminarie liggen midden in de vuurlinie. De kapel wordt vrij snel door granaten getroffen. Direct na de eerste schoten zoeken de bewoners van het dorp dekking in het klooster waar in een van de kelders een Duits front-lazaret is gevestigd. Op de gebouwen komen meerdere voltreffers terecht; achteraf heeft men negentig inslagen kunnen tellen.

Op 5 november trekken de Duitsers weg, de eerste Canadese militairen komen op 6 november aan: Langeweg is bevrijd.

Moerdijk
Na zware gevechten in Zevenbergschen Hoek en het dorp Moerdijk, waar de Poolse 1e divisie om vrijwel elk huis moet vechten, worden de Duitsers op 9 november 1944 verdreven. Een deel van hen trekt weg over de Moerdijkbruggen waarna deze door de Duitsers worden opgeblazen om zo de weg naar het noorden voor de geallieerden af te snijden. Niet minder dan 370 Duitse soldaten blijven achter en geven zich tenslotte over.

Eerst dan is West- Brabant bevrijd.

Afsluiting

De oorlog voor Nederland is nog niet voorbij. De Hongerwinter en de vliegende bommen V1 en V2 maken nog vele slachtoffers. Uiteindelijk is er dan op 5 mei 1945 de bevrijding van Nederland.

Vele tastbare herinneringen zijn in de gemeente Moerdijk nog zichtbaar van deze zwarte periode uit onze geschiedenis. De tankgracht rondom Zevenbergen, de bunker bij de spoorbrug en diverse oorlogsmonumenten, herinneringsplaquettes en herdenkingsmonumenten getuigen hiervan.

Bronnen: zie venster 35 WO II Inval

Bronnen illustraties:
– 1. en 6. Stichting Heemkunde Moerdijk
– 2.
– 3. www.timberwolves.nl
– 4. Regionaal Archief West-Brabant
– 5. Heemkundekring ‘Die Overdraghe’ Klundert
– 7. Heemkundekring ‘Willem van Strijen’ Zevenbergen
– 8.
– 9. Bea Hoeks- de Laat

 

Lees verder

Wederopbouw

Zevenbergen was in 1940 relatief de zwaarst getroffen gemeente in Noord- Brabant. Het toen bijna gereed zijnde uitbreidingsplan zou goede diensten kunnen bewijzen. In 1944 werd Zevenbergen wederom zwaar door oorlogsgeweld getroffen, maar deze keer ook de toenmalige gemeenten Klundert en Willemstad. Zowel in Zevenbergen als in Klundert had men al een uitbreidingsplan gemaakt dat na de oorlog in grote lijnen kon worden uitgevoerd.

Zevenbergen

Door het bombardement in mei 1940 waren grote blokken woningen en bedrijfspanden weggevaagd. Tientallen arbeiders hadden vier maanden nodig om het puin te ruimen. In december 1940 werd een wederopbouwplan opgesteld waardoor binnen twee jaren het gehele verwoeste deel kon worden  herbouwd.

Vanwege de grote oorlogsschade in november 1944 kregen direct na de oorlog winkelpanden en woonhuizen na het puinruimen de hoogste prioriteit bij de wederopbouw van het kapotte hart. Al snel is de verbinding noord-zuid hersteld door twee baileybruggen over de haven te leggen. De bijna geheel verwoeste Nederlands hervormde kerk en de opgeblazen toren van de Bartholomeuskerk volgden later.

De toegang tot Zevenbergen en de wegen werden vrijgemaakt met Amerikaanse bulldozers. Door inschakeling van benzinemotoren werden welpompen in bedrijf gesteld voor de watervoorziening en ook de stroomvoorziening is weer op gang gebracht.

Met het onderbrengen van de vele daklozen werd een begin gemaakt, onder ander door het bouwen van noodwoningen. Tevens vonden velen onderdak bij familie vrienden en kennissen. Aan de beschadigde panden werden noodherstellingen uitgevoerd. Voor de poldergemalen werden dieselmotoren aangevoerd om de wateroverlast in de polders te verminderen.

Klundert

Ook dit stadje liep grote oorlogsschade op in november 1944. Niet alleen vielen er veel slachtoffers, ook veel achttiende- en negentiende-eeuwse woonhuizen gingen verloren. Bijna alle huizen in de Voorstraat, Molenstraat, Westerstraat, Oosterstraat en veel in de Wagenstraat (tegenwoordig de Zevenbergse poort) zijn met de grond gelijk gemaakt of door brand zwaar beschadigd.

Ook hier kregen, na het puinruimen, winkelpanden en woningen de hoogste prioriteit. De zwaar gehavende rooms-katholieke kerk met de daarbij horende pastorie, de verwoeste hervormde kerk en een nonnenklooster met kleuterschool volgden later.

Bij deze wederopbouw bleef het oude stratenpatroon gehandhaafd, alleen werd de Voorstraat  rechtgetrokken met de Wagenstraat. De nieuwbouw verrees volgens de regels van de Delftse School maar de voormalige panden op de oevers van de Bottekreek maakten plaats voor groenstroken.

Bij het herstel van de in 1889-1890 gebouwde Johannes de Doperkerk in de Molenstraat zag men af van herbouw van de toren en kreeg de kerk een neo-romaanse westgevel. In 1952 werd de verwoeste hervormde kerk geheel vervangen door een sobere, traditioneel vormgegeven zaalkerk op een vierkant, met een kerksloot omgeven terrein.

Het in 1956 over de Bottekreek gebouwde Kreekgebouw deed eerst dienst als badhuis. Later werd het een gymnastiekgebouw en nog later werd de bibliotheek erin gehuisvest.
Op het gebouw is een versiering aangebracht met drie personen (ontwerp van J. Sjollema). De personen zijn de stedenmaagd, die de stad voorstelt, een mannenfiguur, die oorlog en rampen voorstelt en een vrouwenfiguur, die de vrede en wederopbouw verbeeldt. Zeer toepasselijk dus voor een stadje, dat geleden heeft onder branden, watersnoodrampen, oorlogsgeweld en bombardementen.

Willemstad

Ook Willemstad was zwaar gehavend. Van de 330 gebouwen binnen de wallen was er geen een onbeschadigd. Door sloop van een kazerne en een daarachter gelegen houten loods kwam aan en achter de Kerkring ruimte vrij. Daar zijn tussen 1947 en 1951 enkele nieuwe straten aangelegd met zowel koop- als huurwoningen. In bestaande straten zijn nieuwe woningen gebouwd, binnenboerderijen en veestallen werden buiten de vesting geplaatst en er werd gekozen voor een nieuwbouwwijk buiten Willemstad: Helwijk.

Moerdijk

Ook in het dorp Moerdijk is veel oorlogsschade geweest. Omdat dit dorp in de vuurlinie lag, hebben Duitsers zowel als Engelsen hier grote schade aangericht. Het grote nonnenklooster is in 1944 totaal verwoest. Op het kloosterterrein is toen een veel kleiner klooster, geschikt voor twaalf religieuzen, gebouwd waarna in 1956-1957 een karakteristieke wederopbouwkerk is gerealiseerd: de Stefanuskerk. Om de woningnood zo snel mogelijk op te lossen, zijn zestig noodwoningen gebouwd.

Zevenbergschen Hoek

Er was nogal wat vernield in Zevenbergschen Hoek, zowel in 1940 als 1944. Woningen, spoorwegknooppunten, viaducten, het station Lage Zwaluwe en de monumentale koepelkerk middenin het dorp. Noodwoningen gaven het snelst onderdak aan hen die hun huis kwijt waren geraakt. De Nederlandse Spoorwegen ontfermde zich over het treinentraject en het stationsgebouw. De noodwoningen werden vervangen door nieuwbouw en op de plaats van de verwoeste koepelkerk kwam een nieuwe Bartholomeuskerk.

Langeweg

Vrij zwaar getroffen door een bombardement waarbij kerk en klooster één ruïne waren geworden, begon Langeweg ook met veel optimisme aan de wederopbouw. Gehavende huizen werden hersteld maar het klooster van de Kapucijners en hun seminarie werden grotendeels afgebroken en niet meer opgebouwd. Dit had tot gevolg, op een iets later tijdstip, dat de paters Kapucijnen uit Langeweg wegtrokken. In 1951 is de nieuwe H. Hartkerk in gebruik genomen.

Bronnen:
– “Oud Nieuws”  periodiek van Heemkundekring ‘Willem van Strijen’

Bronnen illustraties:
– 1. en 2. Heemkundekring ‘Willem van Strijen’
– . Stichting Heemkunde Moerdijk
– . Ties Steehouwer

Lees verder

Watersnoodramp 1953

Als je het in Nederland over De ramp hebt, weet iedereen waarover het gaat. In veel gesprekken wordt het als een referentiepunt genoemd. Was dat vóór of na de watersnoodramp?

De ramp had onbeschrijfelijk leed tot gevolg: omgekomen familieleden, vrienden en bekenden, ingestorte woningen, weggespoelde huisraad en persoonlijke en dierbare bezittingen. Maar ook de onnavolgbare inzet van de hulpverleners. Er is sindsdien veel gebeurd: herstel en verbetering van de dijken, het Deltaplan. In de gemeente Moerdijk vinden we ook tastbare herinneringen aan die fatale ramp.

Naderend gevaar

Op zaterdagavond 31 januari 1953 telefoneerde de fortwachter met de commandant van de Koninklijke Marechaussee over de zorgelijke toestand op het Fort Sabina. Hij verbleef met zijn gezin op zijn eenzame post in de uiterste punt van de gelijknamige polder aan het Hellegat. De commandant had hem aangeboden dat ze opgehaald zouden worden wanneer het te gevaarlijk werd.

Het woeste water

Maar toen dat nodig was, was er geen telefonisch verkeer meer mogelijk. Het gezin van de fortwachter verdronk, behalve één van zijn dochters, die dat weekend niet thuis was. Bij de dijkdoorbraak nabij Klundert verdronken alle negen leden van één familie. Hun boerderij verdween volledig in de golven.

Dijken bezwijken

Nadat de buitendijken doorgebroken waren, bezweken ook een aantal dijken in de polders rond Fijnaart en Heijningen en omliggende gemeenten. Het woeste water stortte zich met geweld tegen de dijkhuizen en schuren. In korte tijd verdronken ruim zestig inwoners uit Heijningen. Uiteindelijk bleek dat hier vijfenzeventig inwoners waren omgekomen. Dit is ongeveer tien procent van de toenmalige bevolking van het uitgestrekte dorp. Ook het vee had het zwaar te verduren. Meer dan 4700 stuks vee en 140.000 stuks pluimvee vielen ten prooi aan het water.

De stormvloed.
Vader ging deuren en luiken sluiten

er was een hevige storm voorspeld
De wind gierde al om het huis daarbuiten
men ging laat naar bed, bang voor het geweld.

De buitendijk was kapot geslagen
een muur van water kwam de polder in
alles verdronk, grote mensen en kleine blagen
bij velen trof het een heel gezin.

Chiem de Vos 2012.

Dappere hulp

Meer dan 15.000 Nederlandse militairen hebben hulp geboden in het rampgebied (3). In totaal verloren acht van hen het leven, van wie vier in de gemeente Moerdijk. Zeeuws-Vlaanderen kreeg onmiddellijk hulp van het Belgische leger.

Hulp van buitenaf

Een Amerikaanse compagnie kwam met amfibievoertuigen en Franse militairen werden belast met het versterken van dijken in het oosten van de toenmalige gemeente Zevenbergen. Per trein kwamen 153 Italiaanse brandweermannen met 18 wagons geladen met benodigd materieel. Zij keerden 10 maart 1953 terug naar hun land.

Stoffelijke overschotten en stroomgaten

De militairen werden ook ingezet bij het bergen van de stoffelijke overschotten en het ruimen van de kadavers om besmetting te voorkomen. In minder dan twee maanden werden de stroomgaten in de dijken gedicht en werd er begonnen aan de drooglegging van de polders.

De evacuatie

Zoals gemeld werden er honderden militairen ingezet. Zij probeerden met hun vaartuigen mensen te redden die op zolders zaten of naar hun daken waren gevlucht. Hoewel het dorp Fijnaart vrijwel droog gebleven was, werd besloten dat alle bewoners en de slachtoffers uit de polders geëvacueerd moesten worden. Het Rode Kruis en de Koninklijke Landmacht zorgden voor de afvoer van drie- tot vierduizend mensen. Met legervoertuigen, een aantal autobussen en met eigen vervoer gingen ze richting Oudenbosch, Roosendaal en nog verder naar het zuiden. Fijnaart werd een verlaten dorp.

Families uit elkaar gerukt

Ook veel inwoners van omliggende dorpen kwamen in aanmerking om geëvacueerd te worden. Sommigen gingen op eigen gelegenheid naar familie in Brabant. Het kon niet anders of hele families werden uit elkaar gerukt. Uit registratie blijkt dat er in Roosendaal bijna 5200 evacués zijn opgevangen. Alleen uit Fijnaart al meer dan 1800.

Maanden wachten

Niet alle vluchtelingen konden snel naar huis. Sommigen moesten daar nog maanden geduld voor hebben. En als zij terugkeerden, wachtte hen nog meer ellende. Veelal was het huisraad geplunderd of grotendeels verwoest door de water- en modderstroom.

Compleet ontheemd was men geworden
soms gescheiden, werd men elders ondergebracht
Weinigen die daar echter over morden
wij leven gelukkig nog, werd er gedacht.

De polder is droog en er wordt hard gewerkt
waar ooit werd geoogst, staan nu houten huizen.
Van ver had men leed en rampspoed opgemerkt
gul werd er gegeven, het opende vele kluizen.

Chiem de Vos 2012.

‘Geschenkwoningen’

Bijna 5000 woningen in het rampgebied gingen verloren. Veel landen schoten Nederland te hulp. Rode Kruisorganisaties in de Scandinavische landen en de regering van die landen leverden zogenaamde prefab woningen. Voormalige gemeenten in de huidige gemeente Moerdijk werden bedeeld met veertig Noorse (4) en eenentwintig Zweedse woningen. Typerend voor deze woningen was dat ze volledig van hout gemaakt werden. Met de bouw van de huizen en andere faciliteiten kon pas eind 1953 begonnen worden, omdat het wachten was op enige infrastructuur. Vóór de voltooiing ervan kwam er al een delegatie van het Noorse en Zweedse Rode Kruis om de in aanbouw zijnde woningen te bezoeken. Straatnamen en pleinen kregen plaatsnamen en namen van de Scandinavische koningshuizen.

De Zwitserse liefdadigheidsstichting “Pestalozzi Weltstiftung” uit Zürich schonk de Heijningse gemeenschap een dorpshuis. In juli 1954 bracht koningin Juliana een bezoek aan het Pestalozzihuis. Drieëntwintig jaar later werd duidelijk dat dit gebouw dringend aan vervanging toe was. In 1979 werd het nieuwe gemeenschapshuis aan de Hoge Heijningsedijk 4a opgeleverd (5).

De huizen waren oorspronkelijk in het bezit van een stichting, gemeente of een woningbouwvereniging. Nu zijn ze veelal in particuliere handen. De bewoners en eigenaren ervaren hun woning niet als een ‘geschenk’, want bij het verkrijgen ervan betaalden ze er een fikse prijs voor. Er zijn nauwelijks nog woningen te vinden die nog honderd procent authentiek zijn, want woningbouwverenigingen namen in 1985 het initiatief om de houten woningen van een stenen buitenmuur te voorzien. Gelukkig vinden we in Heijningen nog een aantal gave exemplaren.

De ‘Stichting Behoud Watersnoodwoningen Fijnaart & Heijningen’ heeft één van de Zweedse woningen (Veluwestraat 2) gerestaureerd en ingericht als heemhuis om de herinnering aan de watersnoodramp tastbaar te houden (6).

Monumenten en gedenktekens

• In de gemeente Moerdijk vinden we een aantal gedenktekens en monumenten die ons nog herinneren aan de grote ramp van 1953.
• Tegen een pand aan de Benedenkade 4, binnen de vesting Willemstad, zijn vloedstenen aangebracht. Zij herinneren aan de watersnoden vanaf 1775. Op de bovenste steen zien we de stand van het water op 1 februari 1953 (7).
• In de Buitendijk-West vinden we tussen Noordschans en Tonnekreek een uitwas van de dijk. De doorlopende weg loopt naar beneden en gelijk weer omhoog naar dijkhoogte. Hier kunnen we nog “voelen” hoe immens groot het gat in de buitendijk moet zijn geweest.
• Op de begraafplaats in Klundert vinden we het graf van de negen leden uit één familie die omkwamen. En ook in Klundert een gedenksteen op de gevel van een huis aan de Schansweg 73 met de namen van drie omgekomen militairen.
• Precies twee jaar na de ramp werd aan de Hoge Heijningsedijk in Heijningen een 1700 kilogram wegend monument onthuld. De opdracht om dit te maken werd gegund aan de beeldhouwer Henk Etiënne uit Delft. Hij is minder bekend omdat zijn werkstukken hoofdzakelijk in particuliere handen zijn. Op 1 februari 2003 werd een zwart gepolijste granieten plaat onthuld bij dit watersnoodmonument. Op het tableau staan de namen van alle 103 slachtoffers uit heel de gemeente Moerdijk (8).
• Op de NH begraafplaats in Fijnaart zijn twee natuurstenen muren geplaatst met daarop de namen van 49 slachtoffers, die daar begraven liggen. Aan de Rooms-Katholieke kerk is een hardstenen gedenkplaat aangebracht met de namen van tweeëntwintig personen die tijdens de ramp het leven lieten. Verder meldt deze gedenksteen dat de “Mariaklok voortaan zal luiden”. En elke dag gebeurt dat, nadat de grote klok twaalf uur heeft geslagen (9).
• Van recente datum is een nieuw monument op de Protestantse begraafplaats aan de Julianastraat in het dorp Moerdijk. Deze is in 2011 opgericht ter herinnering aan de overledenen, die door de stormvloed van hun laatste rustplaats werden verdreven.

Herdenken.
Er veranderde veel na de watersnood
het Deltaplan werd snel ter hand genomen.
Velen verdienden toen daar hun brood
want een ramp mag er nooit meer komen.

Nu rest ons nog te herdenken
allen die verdronken in het water.
Wij moeten er aandacht aan blijven schenken
want water blijft komen, ook later!

Chiem de Vos 2012

Heijnings Volkslied

Tekst: Chiem de Vos | Muziek: Aan het strand stil en verlaten

In de polder wijd verscholen,
Waar de dijken samen gaan,
Ziet men daar het grote standbeeld,
Van de watersnood daar staan,
Mensen staan daar wat te praten,
Over vroeger lang gelee,
Want toen was er nog geen polder,
Maar een grote wijde zee,
En zij spraken van de broeders,
Die gekomen zijn van ver,
Want de zee, die moest verdwijnen,
Nieuwe polders kwamen er.

Door de jaren is de polder,
’t Laatste stukje droog gelegd,
En het volk dat is gekomen,
Heeft tarwe ingeslegd.
Onze polder is gaan groeien,
Tot een groot en wijd gebied.
In de diep gegraven sloten,
Wuifde in de wind het riet.
Terwijl zij daar, zo diep gebogen,
Zware arbeid moeten doen,
Zijn zij toch ons polder volkje,
Zijn zij toch zo fier en koen.

In de polder wijd verscholen,
Ziet men nieuwe huizen staan,
Langs de oever van de Dintel,
Zijn de bossen heen gegaan.
Van die grote snelle wegen,
Kruisen nu ons vlakke land,
Paard en wagen zijn verdwenen,
Is er nog die sterke band?
Die wij hebben met de polder,
Dat is toch al lang bekend,
En de jaren zijn verstreken,
Eeuwen zijn er doorgerend.

Bronnen:
– M. v. Hamelsveld e.a., De monumenten van de Watersnood 1953. Watersnoodmuseum Ouwerkerk, 2010.
– J. v. Doorn e.a.,Watersnoodmonument Heijningen. Stichting Herdenking Watersnoodramp 1953 Gemeente Moerdijk, 2009
– F. Sneep, Een Herinnering: Watersnoodramp 1953 Fijnaart en Heijningen. Heemkundige Kring Fijnaart en Heijningen, 2008
– J. Schoof en H. Erbrink, Geschenkwoningen, Toen en Nu. Watersnoodmuseum Ouwerkerk, 2007.
– J. v. Doorn e.a.,Watersnoodramp 1953. Stichting Herdenking Watersnoodramp 1953 Gemeente Moerdijk, 2003
– E. Altenburg e.a., ‘Brabant onder water’. Cosmiczebra bv Eindhoven, 2003
– G.P. van de Ven e.a., Doorbraak in West-Brabant. Hoogheemraadschap van West- Brabant, 2001
– Dagblad BN/deStem en weekblad Moerdijkse Bode

Bronnen illustraties:
– Bovenin en 7. Beeldbank Rijkswaterstaat
– 1., 3. en 5. Regionaal Archief West-Brabant
– 2. Heemkundige Kring ‘Fijnaart en Heijningen’

– 4. en 10. Stichting Heemkunde Moerdijk

– 6., 8. en 9. Bea Hoeks- de Laat

Lees verder

Volkeraksluizen

Al vóór de watersnoodramp van 1 februari 1953 (venster 39) bestonden er plannen om de zeegaten in het zuidwesten van Nederland af te sluiten om zo het achterland tegen overstromingen te beschermen. De watersnoodramp was aanleiding tot het versneld uitvoeren van dit zogenaamde Deltaplan. Voor het grondgebied van de gemeente Moerdijk was met name de afsluiting van het Haringvliet van belang (1).

Deltaplan

Om de zeegaten te kunnen afsluiten, moesten eerst de stroomsnelheden beperkt worden door het aanleggen van secundaire dammen. De Volkerakdam tussen West-Brabant en Goeree-Overflakkee was zo’n dam, bedoeld om een scheiding aan te brengen tussen de eb- en vloedstromen via het Oosterscheldebekken enerzijds, en die van het Haringvliet anderzijds.  Nu passeerden via de Schelde-Rijnverbinding tussen Rotterdam en Antwerpen jaarlijks ongeveer 100.000 schepen het Volkerak, en voor dit kon worden afgesloten, moesten hier dus schutsluizen gebouwd worden. Besloten werd de Volkerakdam in het Hellegat aan te leggen. Vanaf een centraal punt, het latere Hellegatsplein, zou een dam komen over de Ventjagersplaten naar Overflakkee, een brug naar de Hoekse Waard, en een dam met sluizencomplex naar Brabant bij Willemstad (2).

Volkeraksluizen

In 1957 begonnen de werkzaamheden aan de sluizen met het aanleggen van een werkhaven bij Willemstad. Het jaar daarop ging de aanleg van de dam van Overflakkee naar het Hellegatsplein van start, en drie jaar later begon men in het verlengde hiervan met de bouw van de Haringvlietbrug naar de Hoekse Waard. Deze kon medio 1964 in gebruik worden genomen.
In de gorzen bij Willemstad werd een bouwput gegraven, waarin twee sluizen van 320 meter lang en 24 meter breed met een drempel op 6,25 meter onder NAP werden gebouwd. De voorhavens werden aangelegd en de brug over de sluizen gebouwd met een beweegbaar gedeelte over de oostelijke sluis. Er kwam een centraal bedieningsgebouw op het sluiseiland tussen beide sluizen. Op 3 november 1967 werden de sluizen in gebruik genomen: het drukste en grootste binnenvaartsluizencomplex van Europa.

Afsluiting Hellegat

Nu de Volkeraksluizen in bedrijf waren, kon worden begonnen met het afsluiten van het laatste stroomgat tussen de sluizen en het Hellegatsplein.  Besloten was om dit te doen met caissons: betonnen bakken van 45 meter lang, 15 meter breed en 20 meter hoog. Daartoe werd direct ten westen van de sluizen een bouwdok gegraven waarin de benodigde 13 caissons (waarvan 1 reserve) werden gebouwd. De drempel in het Hellegat, waarop deze geplaatst moesten worden, werd aangelegd. Op vrijdag 25 april 1969 werd de laatste caisson tijdens de hoogwaterkentering ingevaren en afgezonken. Hiermee waren Brabant, Overflakkee en de Hoekse Waard (via de Haringvlietbrug) met elkaar verbonden. Op 17 augustus 1970 werd de Volkerakdam voor het verkeer opengesteld.

Afsluiting Haringvliet

Nu de Volkerakdam gereed was, kon het Haringvliet worden afgesloten. Dit kon geen geheel dichte afsluiting worden. Hier was gekozen voor een complex van 17 spuisluizen die bij eb geopend zouden worden om het rivierwater van Rijn en Maas naar zee af te voeren. Deze sluizen werden gebouwd in een grote bouwput in de monding van het  Haringvliet ter hoogte van Stellendam. Toen deze gereed waren, werd de bouwput onder water gezet, en de dijk weggebaggerd. Met behulp van een kabelbaan werden de stroomgaten aan beide zijden tussen de vaste wal en de sluizen gedicht. In 1970 was de afsluiting van het Haringvliet een feit.

Uitbreiding

Al bij de ingebruikname van de Volkeraksluizen bleek de capaciteit onvoldoende voor het boven verwachting groeiende scheepsaanbod. Tussen 1973 en 1977 werd daarom een derde schutsluis gebouwd in het bouwdok van de caissons naast de beide bestaande sluizen. Aanvankelijk werd de pleziervaart met de beroepsvaart meegeschut, wat nogal eens gevaarlijke situaties voor de jachten opleverde. Bovendien moest ’s zomers de basculebrug vaak geopend worden om de zeiljachten met hoge masten door te laten. Mede gezien de sterke groei van de recreatievaart werd besloten een aparte jachtensluis te bouwen. Er waren al inlaatsluizen gepland om het toekomstige Zeeuwse Meer ten zuiden van de Volkeraksluizen van zoet water te voorzien. Voor deze  inlaatsluizen samen met de jachtensluis werd  een grote bouwput gegraven (3). Hierin werden de komende jaren de jachtensluis en de inlaatsluizen met vier doorstroomopeningen van elk 30 meter breed gebouwd. Op 25 juni 1977 werd de jachtensluis officieel geopend door prinses Margriet.

Volkerak getijdenvrij

Na de afsluiting van het Haringvliet in 1970 was op het Hollands Diep het verschil tussen eb en vloed van ongeveer 2 meter goeddeels verdwenen. In 1976 besloot de regering de Oosterschelde niet met een dichte dam geheel af te sluiten, maar met een zgn. stormvloedkering, waarbij eb en vloed in het bekken gehandhaafd bleven. De Oosterschelde was toen al voor een groot deel afgesloten met kunstmatige eilanden. In de overgebleven stroomgaten werden nu pijlers met daartussen schuifdeuren geplaatst, die bij verwachte extreem hoge waterstanden gesloten konden worden. Omdat in het verdrag met België was afgesproken dat de Rijn-Scheldeverbinding getijdenvrij zou zijn, moesten er door deze gewijzigde plannen twee zgn. compartimenteringsdammen gebouwd worden: de Oesterdam tussen Zuid-Beveland en Tholen, en de Philipsdam tussen Sint-Philipsland en Overflakkee. Toen deze begin 1987 gereed waren, was het Volkerak getijdenvrij (5).

Haringvlietsluizen op een kier

De bij vloed gesloten Haringvlietsluizen vormen een onoverkomelijke hindernis voor trekvissen als zalm en zeeforel op weg naar hun paaigebieden stroomopwaarts in Rijn en Maas. Nederland heeft zich in Europese verdragen verplicht hiervoor voorzieningen te treffen. Juni 2011 werd besloten de Haringvlietsluizen ook bij vloed op een kier te zetten. De sluizen worden zo beheerd dat het zoute water niet verder zal komen dan tot een lijn van Middelharnis naar het Spui.

Bronnen:
– ‘Twintig jaar werken in ’t Volkerak 1957-1977’; uitgave van Rijkswaterstaat.
– Jan van Horne: ‘De Volkeraksluizen’; uitgave Heemkundekring “De Willemstad”

Bronnen illustraties:
– Bovenin Google Maps
– 1. www.deltawerken.com en www.sabinevanbuuren.nl
– 2. en 4. Vierkleurenlitho’s: Max Hoenke, Breda/ Zwartwit litho’s: Den Boer Middelburg-Drukkers. Uit “Twintig jaar werken in het Volkerak 1957-1977”; uitgave van Rijkswaterstaat.
– 3.
Luchtfoto: Bart Hofmeester. Uit  “Twintig jaar werken in het Volkerak 1957-1977”; uitgave van Rijkswaterstaat.
– 5. www.scheldeschorren.be Bewerking Sijarina van der Mast

 

 

 



Lees verder

Industrie- en Havenschap Moerdijk

De wellicht grootste verandering in West-Brabant sinds de Sint-Elisabethsvloed is de vestiging van het Industrie- en Havenschap Moerdijk. Niet alleen het landschap veranderde maar ook de steden en dorpen. En uiteindelijk de samenstelling van de bevolking.

Geschiedenis

De geschiedenis van het gebied tussen Moerdijk en Klundert is een lange. Al in 1300 werd het gebied bewoond. Diverse overstromingen waaronder de St.-Elisabethsvloed hadden grote invloed op het ontstaan van het huidige gebied. Door dijkaanleg en inpoldering ontstonden de polders zoals die ongewijzigd tot 1968 bleven bestaan. In deze polders waren 32 boerderijen gevestigd.

Beleidsontwikkelingen

Al in 1949 was er sprake van de vestiging van een industrieterrein bij de Roode Vaart om de lokale bevolking werkgelegenheid te verschaffen. In de jaren zestig liep een aantal beleidsontwikkelingen min of meer parallel.

ZeKluZa

In 1961 besloten de toenmalige gemeenten Zevenbergen, Klundert en Lage Zwaluwe tot samenwerking om een zo groot mogelijk industrieterrein aan het Hollands diep te realiseren. ZeKluZa werd het samenwerkingsverband genoemd. Op 18 juni 1968 werd de Gemeenschappelijke regeling in de Staatscourant gepubliceerd en het Industrie- en Havenschap Moerdijk (IHM) was geboren. Het ZeKluZa structuurplan ging alleen over het gebied rond de Roode Vaart, een gebied van ongeveer 400 ha.

Rijksoverheid

De rijksoverheid nam in 1965 het besluit om het industrieterrein aan te leggen. Eind jaren zestig bleek namelijk dat Shell geen uitbreidingsmogelijkheden had in Pernis en daarom dreigde naar België te verkassen. Door het kabinet werd toen besloten om, naast het gebied rond de Roodevaart, ook van een deel van de Grote Polder tot industrieterrein te maken.

Natuurlijk werd tegen deze plannen bezwaar gemaakt, er werden 684 bezwaarschriften ingediend. Die bezwaren bleken vruchteloos.

Het terrein werd opgehoogd met zand dat bij het uitdiepen van het Hollandsch Diep nabij de Sassenplaat vrij kwam, terwijl tegelijkertijd de “Hollandsch Diep Haven” (insteekhaven naast Shell) werd aangelegd. Later werd het zand gebruikt dat vrij kwam bij de aanleg van het derde spaarbekken de Gijster in de Biesbosch.

Alle 32 boerderijen in het gebied werden gesloopt.

Groei

Tot ver in de jaren zeventig was Shell het enige bedrijf op het industrieterrein. De verkoop van de overige gronden verliep aanvankelijk slecht en alleen bij de Roodevaart ontwikkelden zich wat activiteiten. Pas vanaf 1975 vestigden zich meer bedrijven op het industrieterrein maar deze ontwikkeling stagneerde weer als gevolg van de economische crises in de 80er jaren.

Om nog enig geld te genereren werd een groot deel van het industrieterrein verhuurd voor landbouwdoeleinden. Er werd mest geïnjecteerd en vele hectares werden ingezaaid met snijmaïs en winterwortelen. De inwoners van de omliggende gemeenten werden van deze stagnatie de dupe: de onroerendgoedbelastingen stegen tot de hoogste van het land.

Eind jaren tachtig trok de economie weer aan en werd het eerste Masterplan Industrieterrein Moerdijk opgesteld. Het industrieterrein werd in een viertal themagebieden verdeeld: chemie, logistiek, energieopwekking/milieutechnologie en overige bedrijfsactiviteiten. Dit is vooral gedaan om hinder tussen bedrijven te voorkomen. Het industrieterrein kreeg intussen een bruto-oppervlakte van 2.600 ha en een netto-oppervlakte van circa 1.200 ha.

Een brede groenzone omsluit vrijwel het gehele haven- en industrieterrein waardoor het terrein een in geografisch opzicht afgebakend geheel is.

Gevolgen voor de bewoners

In de eerste plaats zijn natuurlijk de toenmalige bewoners van de boerderijen verhuisd. De kernen Moerdijk, Zevenbergen en Klundert hebben belangrijke uitbreidingen ondergaan, echter niet in de mate zoals was voorzien.

De samenstelling van de bevolking veranderde in de loop der jaren in hoog tempo. Veel mensen uit de Randstad vestigden zich in De Westhoek. In officiële taal werd gesproken over “allochtonen”, de gangbare benaming was: “Bovensloters”. De vestiging van de Randstedelingen had grote invloed op de sociale structuur in de plaatsen (zie venster 46).

Stand van zaken in 2011

Anno 2011 is het Haven- en industrieterrein Moerdijk is verdeeld in vijf deelgebieden:

1. Industrial Park
Het meest westelijke deel van het terrein is het Industrial Park. Hier zijn chemische en industriële bedrijven in de zwaarste milieucategorieën gevestigd. De bedrijven kunnen hier gebruik maken van de buisleidingenstraat onder het Hollandsch Diep voor het ondergronds transporteren van stoffen zoals zuurstof, ethyleen, aardgas en industriewater.

2. Ecopark
Midden op het haven- en industrieterrein aan de Westelijke Insteekhaven ligt het Ecopark. Het bestaat uit bedrijven met een hoog duurzaamheidpotentieel zoals energiegerelateerde bedrijven of bedrijven die recyclen. In het Ecopark is extra aandacht voor duurzaamheid en voor ecologisch ondernemen.

3. Seaport
Oostelijk van het Ecopark ligt Seaport Moerdijk waar zich bedrijven bevinden met watergebonden activiteiten waaronder op- en overslag van stukgoed, bulk en containers. In het aangrenzende gebied zijn nautische servicebedrijven gevestigd zoals onder andere een scheepswerf.

4. Distriboulevard en Tradepark
Aan de Distriboulevard en het Tradepark, ten zuiden van het spoor, zijn overwegend logistieke bedrijven gevestigd. Daarnaast is er een ambulancepost gestationeerd.

5. Servicepoint
In het Servicepoint zijn verschillende bedrijven en organisaties gevestigd die werkzaamheden ten dienste van het totale haven- en industrieterrein uitvoeren. Dit zijn onder andere de Douane, de Marechaussee, het Havenschap Moerdijk en het Havenschap Moerdijk Communicatie Centrum. Daarnaast zijn ook commerciële dienstverleners als uitzendbureaus en copy shops in dit deelgebied gesitueerd.

In het jaarverslag 2011 van het Havenschap Moerdijk worden de volgende gegevens vermeld:
– Aantal bedrijven in 2011: 406
– Bezoekende schepen: 2.069 zeeschepen en 13.804 binnenvaartschepen
– Omzet: € 19.967.000
– Werkgelegenheid:
…………….Directe werkgelegenheid: 9.326 werknemers
…………….Indirecte werkgelegenheid: 8.165 werknemers

Bronnen:
– Industrieterrein en Droncken Oort., Uitg. Afval Terminal Moerdijk
– Programma van eisen voor het structuurplan van Zevenbergen, Gemeente Zevenbergen 1977
– Port of Moerdijk Handbook
– Jaarverslag 2010 Havenschap Moerdijk
– Jaarverslag 2011 Havenschap Moerdijk

Bronnen illustraties:
– 1. Logo Havenschap Moerdijk www.havenvanmoerdijk.nl
– 2. Kaartje rond Hollandsch Diep
– 3. en 6. Google Maps
– 4. Werkzaamheden bij de aanleg van het industrieterrein
– 5. Ontwerp- programma gemeente Zevenbergen
– 7. Kees Wittenbols, www.breda-en-alles-daaromheen.nl
– 8. Foto Joop van Houdt, beeldbank Rijkswaterstaat 2008 www.beeldbank.rws.nl

 

Lees verder

Van leegloop naar groeistuip

In 1956 werd door het Economisch Technologisch Instituut aan het gemeentebestuur gemeld dat Zevenbergen “een uitgesproken vertrekgemeente” was. Midden in de babyboom kromp de bevolking van Zevenbergen jaarlijks met ongeveer 50 personen. Dat was zorgelijk omdat Zevenbergen werd gezien als centrumgemeente voor het West-Brabantse zeekleigebied. Uit onderzoek bleek dat het ontbreken van werkgelegenheid de belangrijkste oorzaak was. De werkgelegenheid nam af door verschillende maatschappelijk ontwikkelingen, zoals de mechanisatie in de landbouw. Bovendien was er een woningtekort. Er was daardoor weinig toekomstperspectief met als gevolg dat veel inwoners vertrokken.

Op zoek naar werk

Het gemeentebestuur besloot iets aan de leegloop te doen. De belangrijkste taak was het vestigingsklimaat te verbeteren en industrie en bedrijvigheid aan te trekken. Ook moesten nieuwe woningen worden gebouwd en het voorzieningenniveau verbeterd.

Begin jaren ‘60 ontstonden de eerste plannen voor een groot industrieterrein bij het dorp Moerdijk. Daar waren meerdere redenen voor (zie venster 41). Vooral de zoetwatervoorziening van Rotterdam en de uitbreiding van havenactiviteiten aldaar zorgden voor behoefte aan nieuwe locaties voor industrie en werkgelegenheid.

De gemeente Zevenbergen haakte aan bij deze plannen. Het industrieterrein zou veel werkgelegenheid bieden op korte afstand. Besluitvorming over grote projecten duurde toen ook al lang. De aanleg begon rond 1970. Inmiddels (2012) zorgt het industrieterrein Moerdijk voor bijna 20.000 directe en afgeleide arbeidsplaatsen.

Bevolkingsgroei: nieuwe uitdagingen

Vanaf 1970 begon Zevenbergen te groeien. Van 10.000 inwoners in 1970 tot 15.500 in 1980, een groei van 55%. Dat was veel meer dan in de andere woonkernen die met ongeveer 15% groeiden.

Het is een grote uitdaging om zo’n enorme bevolkingsgroei goed op te vangen. Dat begint bij woningbouw: Torenveld en Krooswijk werden de grote uitbreidingswijken.

Maar mensen willen ook sporten, muziek maken, recreëren, ze hebben zorg en onderwijs en openbaar vervoer nodig. Verkeer moet veilig worden afgewikkeld. Kortom, ook de voorzieningen moeten met de bevolking meegroeien. In die jaren ontstonden o.a. openbare school De Boemerang, gemeenschapshuis De Meerenhof, de Kinderboerderij, sporthal De Molenberg en hockeyclub HCZ. Groene Ster werd een omnium vereniging met handbal en volleybal als toppers. De judoafdeling bracht zelfs een Olympisch kampioen voort, Angelique Seriese. Tennisvereniging De Lobbelaer groeide van 200 naar 1000 leden.

Inschikken, aanpassen en samenleven

De grootste uitdaging lag echter bij de mensen zelf, zowel bij de oude als de nieuwe inwoners. Tot dan toe deed men de zaken op z’n Zevenbergs. De bevolking was behoorlijk traditioneel en volgzaam ingesteld. Besturen van gemeente en instellingen werd gedaan door notabelen afkomstig uit de verschillende zuilen (zie venster 44). De nieuwe inwoners brachten nieuwe gewoonten, hobby’s en ideeën mee. Zij kwamen grotendeels uit de Randstad, men noemde ze ook wel “bovensloters”. Deze mensen werden maatschappelijk actief. Ze werden lid van bestaande verenigingen waardoor nieuwe inzichten, nieuwe invloeden en nieuwe ideeën ontstonden. Bestaande structuren werden daardoor opengebroken en dat zorgde voor een doorbraak in de jaren ’70. Het effect was in de beginperiode negatief, bij veel organisaties was de continuïteit en samenhang deels weg. Dat moest zich opnieuw “zetten”.

Een mooi voorbeeld is Carnaval. Daar hadden die “bovensloters” toch geen verstand van! Maar de nieuwe inwoners deden daar aan mee. Sterker nog, ze wilden meedenken, meebesturen, of zelfs in de Raad van Elf! De Zevenbergenaren vonden het best lastig. Zouden die bovensloters het wel snappen? Ging de eigenheid van Zevenbergen niet verloren?

Na enkele jaren begon de positieve kant door te dringen. Veel bestaande activiteiten kregen een impuls door al die nieuwelingen. Bovendien ontstonden nieuwe activiteiten, zoals het Sociaal Kultureel Werk. Dit is er nu nog, onder de vlag van Surplus. Langzaam maar zeker kwamen oude en nieuwe inwoners tot elkaar. Men maakte ruimte voor nieuwe dingen, schikte wat in en paste zich aan. Zo vernieuwde Zevenbergen zich tot een gezellige en vitale gemeenschap.

Nieuwe Moerdijkers

Zo’n grote bevolkingsgroei is er in onze regio niet meer geweest. Het aantal inwoners schommelt nu vlak onder de 37.000. Maar er is wel vernieuwing door allerlei oorzaken. Jongeren vertrekken voor hun studie maar komen terug met partners van elders. Het asielbeleid en de behoefte aan arbeidskrachten zorgt voor nieuwe inwoners uit allerlei landen. Mensen zijn mobieler, verhuizen sneller dan voorheen, vooral zij die bij internationale bedrijven werken. In Moerdijk wonen nu meer dan 80 nationaliteiten. Van België tot Brazilië, van China tot Colombia, van Somalië tot Amerika en alles wat er tussen ligt. Al die nieuwe Moerdijkers brengen vernieuwing mee. Door hen op te nemen in de gemeenschap, door van beide kanten aan te passen en in te schikken blijft Moerdijk vitaal. Nieuwe Moerdijkers zijn de levensverzekering van onze samenleving.

Bronnen:
– Brief van ETIN, Economisch Technologisch Instituut voor Noord Brabant van 10 augustus 1956
– Antwoordbrief van Burgemeester en Wethouders van Zevenbergen van 18 augustus 1956
– Nota PON (ongedateerd) als bijdrage aan het Structuurplan Zevenbergen: onderzoek naar benodigde voorzieningen bij bevolking van 27.500 personen
– Informatiebrieven in meerdere jaren van de Provincie Noord Brabant aan de voormalige gemeenten met informatie over de bevolkingsaantallen

Bronnen illustraties:
– 1. en 2. Heemkundige Kring ‘Willem van Strijen’ Zevenbergen

 

Lees verder

Vieren en herdenken

Herdenken en vieren doen we in Moerdijk al heel lang. Dit venster bevat een greep uit de belangrijkste actuele vieringen en herdenkingen in de kernen van onze gemeente. Per kern behandelen we er één kort. Het is natuurlijk niet zo dat er in die kern verder niets te vieren of te herdenken valt. En het is ook niet zo dat zo’n feest in een andere kern niet plaatsvindt.

Zevenbergen en carnaval

Het ligt voor de hand dat carnaval in de meer katholieke kernen van de gemeente Moerdijk uitbundiger wordt gevierd dan in de andere. In Zevenbergen gaf burgemeester H. Schaminee in september 1961 groen licht voor een openbare carnavalsviering. Afgevaardigden van rooms-katholieke verenigingen, instellingen en standsorganisaties werden bij de voorbereidingen betrokken. Op 3 maart 1962 vond het eerste carnavalsfeest plaats.

Tot nu toe hebben dertien prinsen en één regent de carnavalssleutel van ‘Zeuvebultelaand’ mogen ontvangen. ‘Het Loge der Oud-prinsen’ heeft na vijftig jaar carnaval, op 11-11-2011, de inwoners van Zeuvebultelaand een monument aangeboden: een ijzeren beeld van ’t Knijn, het plaatselijke carnavalssymbool. Het staat op de Markt.

Lichtjesoptocht in Standdaarbuiten

In Standdaarbuiten (Zwammegat) werd in 1987 het carnavalsroer omgegooid. De grote optocht op zaterdagmiddag verhuisde naar zaterdagavond en de lichtjesoptocht was geboren. Nu staan elk jaar 20.000 mensen langs de kant. De uitzending van de verlichte leutstoet op Omroep Brabant wordt door zo’n half miljoen kijkers gevolgd.

Van de kernen in Moerdijk is Willemstad de enige waar geen carnaval wordt gevierd. In Oudemolen trekt de optocht één week voor die van de andere kernen over de dijk

Klundert en Koninginnedag

De bevolking van Klundert heeft van oudsher de koninklijke familie hoog in het vaandel staan. Daar zijn diverse redenen voor die in vorige vensters voor een deel al zijn genoemd (zie ook venster 16: De Oranjes). Een andere reden kan zijn dat in Klundert veel inwoners (streng) protestants zijn, net als de Oranjes. Dat schept een band.

Al vanaf het begin van de twintigste eeuw wordt Koninginnedag in Klundert uitbundig gevierd. Dat gebeurde met optochten waar bijna de hele bevolking aan meedeed. Ook nam bijna iedereen deel aan de volksspelen.

Anno 2012 is het programma op 30 april nog steeds traditioneel met een druk bezochte aubade, een zeskamp en een vrijmarkt. Wanneer er een troonopvolger geboren wordt dan wordt er bij het stadhuis een boom geplant. De laatste was voor prinses Amalia.

Fijnaart en de Fendertse Week

Fijnaart kent sinds 1980 de Fendertse Week. Die valt in de laatste volle week van augustus. De feestweek wordt gehouden op het evenemententerrein achter het voormalige gemeentehuis. Het is dan ook kermis.

De Fendertse Week is mede opgezet om de kas van de deelnemende plaatselijke verenigingen te spekken. Tijdens de feestweek zijn er elke avond bijzondere activiteiten, waaronder de Fendert Kwis van Heemkundige Kring Fijnaart en Heijningen. Ook zijn er optredens van bekende artiesten, een modeshow, een braderie en meestal een rommelmarkt.

Moerdijk te kijk

De grootste manifestatie die ooit in het dorp Moerdijk heeft plaatsgevonden, was ‘Moerdijk te kijk’ in september 1981. Moerdijk terug in de tijd, het voormalige vissersdorp met de leefgewoonten van toen te kijk zetten, dat was de bedoeling. Het hele dorp werd versierd en van groot tot klein dosten de bewoners zich uit in oude kledij.

Bij de openingsceremonie op 29 augustus zeilde er een vloot zalmschouwen de Moerdijkse haven binnen. Daarna begonnen (voormalige) Moerdijkse vissers met de afslag van vis bij het oude gebouwtje van de coöperatieve visafzetvereniging. De haven stond vol kraampjes en veel ambachten uit de tijd van de oude riviervisserij werden uitgevoerd. Iedere avond traden er verenigingen op in de feesttent. Een topavond was die met zanger en presentator Herman Emmink op 5 september. Die dag waren er tussen de veertig- en vijftigduizend mensen op de been. Een ander hoogtepunt was de aanwezigheid van een kleine vierhonderd oud-pensionaires en zusters van het voormalige klooster.

Feesten in Willemstad

Het grootste feest vond plaats in 1965, toen werd het 400-jarig bestaan van Willemstad enthousiast en uitbundig gevierd. Een greep uit het programma:

– Opening met een openluchtspel voorstellende de intocht van de Prins van Oranje met hieraan gekoppeld de ontwikkelingsgang en een toekomstbeeld van Willemstad.
– Een gemeenschappelijke maaltijd van de bevolking met de ‘Prins en zijn gevolg’.
– Een groot concours hippique en een rolschaatsrevue.
– Een watersportdag met zeilwedstrijden in de buitenhaven en gondelvaart in de vestinggracht. Brandweerwedstrijden en skelterwedstrijden ontbraken evenmin en voor de jeugd was een groot tienerfestival op Bastion Zeeland.

De oude Landpoort en Waterpoort werden tijdelijk herbouwd en voor bezoekers van de stad – geen inwoners zijnde – werd een poorterskaart aangeboden voor de prijs van fl. 1,-.

Herdenkingen

In Willemstad is elk jaar de herdenking van de ondergang van de Rhenus (zie ook venster 36: WO II – bezetting). In mei 1940 liep dit schip volgeladen met Belgische krijgsgevangenen op een mijn bij Willemstad. Daarbij kwamen 167 soldaten om het leven. De bevolking van Willemstad heeft een groot aandeel geleverd in het redden en verzorgen van de slachtoffers en het begraven van de doden.

Het drama heeft een hechte band geschapen tussen België en Willemstad. Elk jaar op tweede pinksterdag worden bij het Rhenusmonument aan het Hollandsch Diep de slachtoffers herdacht in het bijzijn van honderden Belgische nabestaanden met kleurrijke vaandels.

Tijdens de Dodenherdenking (officieel: de Nationale Herdenking) op 4 mei worden in het hele land om 20.00 uur de Nederlandse slachtoffers herdacht die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in oorlogssituaties en bij vredesoperaties zijn omgekomen. Dat gebeurt ook in de kernen van de gemeente Moerdijk. Op 5 mei vieren wij onze vrijheid.

Andere drukbezochte evenementen, feesten en herdenkingen in de gemeente Moerdijk zijn:

– de jaarlijkse herdenking van de watersnoodramp van 1953 in Heijningen;
– de feestweken in Standdaarbuiten (in mei) en Fijnaart (in augustus/september);
– de kermissen die in elke kern worden gehouden. Het meest bekend is de Bartholomeuskermis eind augustus in Zevenbergen;
– zomercarnaval in augustus in Zevenbergschen Hoek;
– de braderie die ook bijna elke kern kent, zoals de wijd-en-zijd bekende braderie in Klundert, die elk jaar eind juni gehouden wordt;
– de profronde van Zevenbergen, de wielerrondes van Standdaarbuiten en Fijnaart;
– de manifestatie “Klundert bij Kaarslicht” die in december van de even kalenderjaren in Klundert wordt gehouden.
– Traditiegetrouw is Willemstad op Koninginnedag Oranjestad. Na het trompetgeschal vanaf de Koepelkerk en het luiden van de klokken vertrekt een optocht van schoolkinderen met ouders naar het Mauritshuis om de aubade bij te wonen. Binnen de wallen bruist het die dag van activiteiten, met als hoogtepunt de Oranje Volkszang in de Koepelkerk.
– Havenkoor Fortitudo organiseert jaarlijks in september een groots Shanty & Seasong Festival. Op drie podia treden dan heel de middag zo’n negen shantykoren op. Met bekende en minder bekende zeemansliederen is het een heel spektakel.
– De havendagen en de wedstrijden met oude of moderne zeilboten trekken ook veel bezoekers van buiten Willemstad.
– De Fatima Bedevaart in de H. Stephanuskerk in Moerdijk op 13 oktober. www.meertens.knaw.nl/bedevaart

Bronnen:
– Moerdijk in woord en beeld, deel 2

Bronnen illustraties:
– 1. Foto Jan Biemans, Zevenbergschen Hoek
– 2. Bea Hoeks- de Laat
– 3. Heemkundekring ‘Willem van Strijen’ Zevenbergen
– Bovenin en 4. t/m 7. Heemkundekring ‘Die Overdraghe’ Klundert

Lees verder

Verenigingen en (volks)cultuur

Wie is geen lid van een vereniging? De Moerdijker kan kiezen uit een groot aanbod. Jong of al hoogbejaard, voor iedereen is er tegenwoordig een bij de interesse behorende vereniging te vinden. Dat is niet altijd zo geweest.

In de tijd dat op de wegwijzers de afstanden nog werden aangeduid als “uren gaans” moest de ontspanning dicht bij huis worden gezocht. Voor het grootste deel van de bevolking waren de mogelijkheden daarbij ook nog eens zeer beperkt. Lange werkdagen, de zaterdag een normale werkdag en grote armoede of maar net voldoende middelen om het gezin te onderhouden, kortom er was weinig mogelijkheid voor ontspanning. Lang is het zich verenigen (de vereniging) voor ontspanning en ontwikkeling voorbehouden aan de gegoede stand. Er was één uitzondering, de beroepsverenigingen, deze bestaan al lang. De gilden bijvoorbeeld, beroepsverenigingen georganiseerd rondom een specifiek vakgebied, stammen al uit de Middeleeuwen.

De opkomst van verenigingen

Eind 19e eeuw groeide langzaam het aantal verenigingen. Kinderarbeid werd verboden in 1874 door het “Kinderwetje” van Van Houten (Wet houdende maatregelen tot het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen) (a). Landarbeid door kinderen was daarin overigens nog niet verboden. Deze kinderwet, de invoering in 1900 van de leerplicht en de wet op de achturendag van minister Aalberse van 11 juli 1919 (b) maakte de tijd geleidelijk rijp voor andere activiteiten dan werken.

Meer aandacht kwam er tegelijk voor sociale verbeteringen in de samenleving, dit kwam mede tot uiting in de oprichting van verenigingen. Door particulier initiatief werd al in 1885 te Willemstad een vereniging opgericht met als doel: “de leden bij ziekte en verminking, wanneer hij zijn beroepsbezigheden niet kan vervullen, door eene wekelijksche geldelijke uitkeering tegemoet te komen,” Deze vereniging heeft nog lang bestaansrecht gehad.

Voor verbetering van de gezondheidszorg was er in de 20e eeuw in elke kern wel een kruisvereniging aanwezig. Maar ook aan de volkshuisvesting werd gedacht. Zo werd in 1919 de Bouwvereniging Fijnaart opgericht en in 1938 “De Vereniging tot bevordering van de verkrijging van onroerend goed door Landarbeiders te Fijnaart”.

Onderwijs, en dan vooral vakonderwijs, was een andere doelgroep voor nieuwe verenigingen. Zo kende Standdaarbuiten de Stichting Vakonderwijs voor vlasbewerkers. In andere kernen waren soortgelijke initiatieven. Traditioneel in onze regio vooral gericht op de landbouw, de meest voorkomende beroepsgroep.

Toch is het overgrote deel van de verenigingen in onze gemeente te typeren als “volksverenigingen”. De Moerdijkers hebben zich uitgebreid verenigd op het gebied van sport, hobby’s, cultuur, muziek etc. (zie de website van de gemeente voor een overzicht).

Soms hebben de verenigingen een bijzondere oorsprong. Zo is de Klundertse muziekvereniging Determinato ruim 100 jaar geleden ontstaan uit een schietvereniging die onderdeel was van de volksweerbaarheid “Christiaan de Wet”. Deze schietvereniging begon met één muzikant die tijdens de exercitie muziek maakte om bij het marcheren goed in de pas te kunnen blijven lopen. Na enige tijd kwamen er meer muzikanten bij die gezamenlijk speelden.

Muziekvereniging O.B.K is mede een initiatief van de garnizoenscommandant van Willemstad, die van mening was dat Willemstad beslist een muziekkorps diende te hebben. Met “medewerking van de heren officieren” van het garnizoen werd samen met de burgerij een vereniging opgericht. O.B.K bestaat in 2012 100 jaar.

Maatschappelijke ontwikkelingen

Maatschappelijke ontwikkelingen hebben nadrukkelijk hun weerslag gehad op het verenigingsleven. De sterke verzuiling van de maatschappij in de vorige eeuw had tot gevolg dat mensen met dezelfde levensbeschouwing (hervormd, katholiek, socialistisch of liberaal) elkaar ook in verenigingsverband opzochten. Met als gevolg dat er om zo’n interesse heen meerdere verenigingen werden opgericht, ook binnen hetzelfde dorp of stad. Pas vanaf de tweede helft van de vorige eeuw verdween de levensbeschouwelijk basis in onze maatschappij grotendeels, hoewel in de naam van sommige verenigingen de oorsprong nog herkenbaar is (bijvoorbeeld R.K. gemengd koor Cecilia Zevenbergschen Hoek). Was het voorheen overigens ondenkbaar, nu zien we fusies ontstaan tussen verenigingen van verschillende levensbeschouwing. Maar niet alleen had de verzuiling van de maatschappij effect op de deelname aan verenigingen, maar ook wat binnen kernen mogelijk was. Zo was het absoluut verboden om binnen de voormalige gemeente Klundert op zondag ook maar het minste aan sport te doen.

Verenigingen in de huidige tijd

Verenigingen hebben hun basis in een gezamenlijke interesse of doelstelling. Trends zijn mede bepalend geweest voor het oprichten er van. Het is geen toeval dat veel Heemkundige verenigingen opgericht zijn in de 70-er jaren of dat veel kernen “ineens” speel-o-theken kregen.

Interesses en hobby’s verschuiven door de tijd ook. Dat heeft ook gevolgen voor de opkomst en neergang van verenigingen. Een nieuwe fotoclub, maar ook het einde van een vogelvereniging als de Deltazangers en verminderde interesse in een hobby zoals schaken heeft ook effect op verenigingen. Sommige verenigingen overleven pieken en dalen in belangstelling, zo bestaat toneelvereniging De Verenigde Ambachtslieden uit Zevenbergen al 125 jaar.

De dynamiek in de maatschappij vertaalt zich in het verenigingsleven. Daardoor kan de Moerdijker ook nu nog steeds met gelijkgestemden bij elkaar komen en samen interesses delen. Misschien minder dichtbij huis dan vroeger, maar vaak nog steeds binnen de gemeente. Ook dat is vooruitgang,

Volkscultuur

Volkscultuur is weer opnieuw ontdekt. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed stelt dat: “volkscultuur gaat over de tradities en rituelen waarmee mensen zich in het dagelijks leven identificeren. Het zijn de gewoonten en gebruiken die mensen van huis uit hebben meegekregen en zich op hun beurt weer eigen hebben gemaakt”. Dat geeft aan dat volkscultuur heel dicht bij ons staat. De manier waarop in de eigen familie de feestdagen worden beleefd, er al of niet eieren worden geschilderd of verstopt met Pasen is al volkscultuur. De kernen in Moerdijk hebben vaak een eigen specifieke invulling van festiviteiten. Koninginnedag vieren we allemaal maar toch zijn er in elke kern verschillen.

Maar ook tradities gaan en komen. Zo zien we een herontdekking van het Mirakel van Niervaert, maar de eeuwenoude paardenmarkt van Willemstad is echt verdwenen. Er zijn ook blijvertjes, zoals de Fendertse Week in Fijnaart (nu voor de 32ste keer) en de Dorpsweek in Standdaarbuiten. Nieuw is ook de kaarsjesavond (Klundert bij Kaarslicht) in Klundert, een start van een traditie?

Verenigingen kennen ook hun eigen cultuur en tradities. Deze zijn vaak afhankelijk van de ouderdom van de vereniging zelf, hun eigen gewoonten en gebruiken en nieuwe initiatieven die binnen de vereniging ontstaan. Statisch of oubollig is volkscultuur zeker niet, eerder een weerspiegeling van de maatschappij.

Nuttige links

www.kennisnet.nl
www.historischnieuwsblad.nl

http://kngu.nl/nl/bond/dienstverlening/~/media/KNGU%20algemeen/Communicatie/Spreekbeurt/Geschiedenis%20Sport%20en%20maatschappij.ashx
www.volkscultuur.nl
www.moerdijk.nl

Bronnen illustraties:
– 1. Stichting Heemkunde Moerdijk
– 2.,3.,6. en 8. Heemkundige Kring ‘Fijnaart en Heijningen
– 4. Regionaal Archief West-Brabant
– 5. Heemkundekring ‘Die Overdraghe’ Klundert
– 7. Heemkundekring ‘De Willemstad’

Lees verder

Middenstand

Winkelen en boodschappen doen is van alle tijden. De oermens hoefde weliswaar geen boodschappen te doen, maar in de beschaafde wereld is van meet af aan ‘gewinkeld’. Niet in prachtige warenhuizen zoals wij die tegenwoordig kennen, maar op markten. Rondom die markten ontstonden in de loop der eeuwen kleine winkeltjes en herbergen die uiteindelijk deel geworden zijn van een winkel- en horecabestand.

Onder ‘boodschappen doen’ verstaan wij alles wat we aan eten en drinken nodig hebben en per stuk of in aantallen tegelijk gaan kopen terwijl ‘winkelen’ geheel iets anders is! Als wij gaan winkelen, stappen we een winkelcentrum of winkelstraat in en nemen de tijd om uitgebreid de etalages te bekijken, stappen deze en gene winkel binnen, stellen ons op de hoogte van de nieuwste apparatuur en artikelen, mode, modellen en kleuren en als we iets zien wat aanspreekt, kopen we dat.

De kruidenier

Vroeger waren kruidenierswaren vaak niet verpakt en dus ook niet gereed om eventjes snel mee te nemen. Alles moest worden afgewogen in grauwe, papieren zakken waarin soms een voerinkje van doorschijnend cellofaan zat. Zo’n winkel had een sociale functie. Daar werden de laatste nieuwtjes uit de buurt uitgewisseld.

Etenswaren werden gewogen; aanvankelijk gebeurde dat met behulp van koperen gewichtjes. En natuurlijk vroeg de helpende kruidenier/grutter of zijn vrouw meerdere malen: “Anders nog iets?” Veel tijd vergde het afrekenen. De kruidenier noteerde dan de prijs van elk artikel op een grauwpapieren puntzak en maakte vervolgens zijn optelsom.  Pas rond 1950 sloeg de kruidenier de inmiddels op de artikelen genoteerde prijzen op het toetsenbord van zijn nieuwe kassa aan. Het kwam ook voor dat de klant geen portemonnee bij zich had. Dan werd gevraagd of alles even ‘op de lat’ of  ‘op de pof’ kon. Dan werd de schuld in een boek opgeschreven en op het einde van de week betaald.

In de gehele, huidige gemeente Moerdijk waren buurtwinkels, waar suiker, zout, peulvruchten en vele andere producten in een rij houten bakken achter de toonbank werden bewaard en waarbij elke bestelling afzonderlijk moest worden afgewogen.

Zevenbergen had in 1950 nota bene veertien kruideniers, Fijnaart drie en Klundert vier. Nu is dat anders. Klundert bijvoorbeeld heeft anno 2012 nog welgeteld één supermarkt.

Bakker, slager, melkboer

Hieraan was vroeger ook geen gebrek. In Zevenbergen telde men ruim honderd winkels, waaronder veertien bakkers, acht slagers en vier melkboeren. In Fijnaart waren een dertigtal winkels, waarvan drie bakkers, drie slagers en een melkhandel, terwijl Klundert veertig winkels telde met vijf bakkers, drie slagers en een melkhandel. Er waren echte broodbakkers, die dan ook niets anders dan enkele verschillende soorten brood bakten en mogelijk een eenvoudige koek.

De slagers slachtten de runderen en varkens nog zelf en verwerkten de geslachte dieren zelf tot vlees, gehakt, diverse worstsoorten en vleeswaren. Zowel de bakker als de slager bezorgde zijn producten aan huis; op een bakfiets met een grote mand voorop.

Melk hoefde men nooit in een winkel te kopen. Diverse melkboeren tapten aan de straat de benodigde hoeveelheid melk via een kraantje uit de bus in hun halve-liter-maat. Die werd vervolgens in een pan, die de huisvrouw aanreikte, leeggeschonken. Per bakfiets of met een wagentje, getrokken door een hond of pony, werd de melk huis-aan-huis gesleten. Melkflessen werden mondjesmaat gebruikt en dan nog meestal voor karnemelkse pap.

Het rokertje

Voor rookartikelen kon men, behalve in kruidenierswinkels, ook in vele speciaalwinkels terecht. Het begrip service stond toen al erg hoog in het vaandel van deze winkels. Naast het aanprijzen van de juiste sigaar en de lekkerste pijptabak, had men op de toonbank een mooi chromen pijpje met een vlammetje om de juist gekochte sigaar aan te steken. Zevenbergen had liefst tien rookartikelenwinkels terwijl er in Fijnaart en Klundert ook wel enkele waren.

De herberg, het café

Zowel binnen als buiten de dorpskernen kon men veel cafés vinden. Vaak niet groter dan een royale huiskamer waar men dan een simpel biertje, een borreltje (oude of jonge jenever) en een frisje (gazeuses) kon drinken. Meestal was het uitbaten van een herberg of café een bijverdienste naast een ander beroep. De bezoekers, vaak stamgasten, legden een kaartje, bespraken de voorvalletjes uit de omgeving en in een redelijk druk café stond een biljart. De klandizie in de dorpscafés kwam behalve van de stamgasten ook van verenigingen die daar thuis waren. In het winterseizoen gaven deze verenigingen uitvoeringen en kregen de bezoekende dames een stoof met enige gloeiende kooltjes tegen de koude voeten.

Heel vaak betrokken deze cafés hun drank van plaatselijke brouwerijen en distilleerderijen.

Opvallend veel cafés (zeker in Zevenbergen met meer dan twintig cafés) hadden een aparte in- en uitgang. Kwam men voorlangs binnen, dan ging men opzij of achterlangs weer weg zodat niemand op straat wist hoe lang men had zitten ‘pimpelen’.

Het was vroeger ook gebruikelijk, dat iedere neringdoende zijn boodschappen haalde bij die winkelier die ook in zijn winkel kwam, terwijl boodschappen doen bij eigen kerkgenoten ook heel gewoon was.

Een heel normaal gegeven in het verleden was, dat na sluitingstijd nog wel even een boodschap gedaan kon worden. Men belde dan aan bij de desbetreffende winkelier of ging door een zij- of achterdeur ( ‘even achterom’) naar binnen.

De Nederlandse kruideniers, wereldberoemd om hun krenterigheid, groeiden in de loop van jaren vijftig van de vorige eeuw uit hun kleine winkeltjes met het belletje boven de deur, de weegschaal, de stolp, met zuurtjes en de middagpauze van een uur. Grutters werden grootgrutters. De knusse winkel werd een ruime zelfbediening! Pioniers gingen rondsnuffelen in het hypermoderne Amerika en zagen dat winkels daar veel meer artikelen boden en veel minder loonkosten hadden. Het werd een geleidelijke evolutie.

Het vertrouwde bestelboekje verdween en de loopjongen of de baas zelf kwam de bestelde boodschappen niet meer thuisbrengen. De overschakeling betekende het einde van de toonbank, het hardhouten symbool van de waardigheid van de kruidenier; te vergelijken met de preekstoel in de kerk en de lessenaar in de klas. Voortaan bleven de kruidenier en zijn vrouw op de achtergrond.

De omzet van de zelfbediening reikte in 1965 al naar 33 procent van het totaal in de sector levensmiddelen. Het aandeel van de zelfstandige winkels daalde geleidelijk. In het verlengde van de zelfbedieningszaak lag de supermarkt met ingebouwde slager, bakker, groente- en melkboer en in de zeventiger jaren kwamen daar ook nog de elektrische huishoudelijke artikelen bij. De supermarkten vormen sinds de jaren zestig van de vorige eeuw de kern van de winkelcentra in nieuwbouwwijken. Kleine buurtwinkels sneuvelden in de lange slopende race naar meer, groter, aantrekkelijker, goedkoper en efficiënter.


Bronnen:
– “Oud Nieuws”  periodiek van Heemkundekring ‘Willem van Strijen’

Illustraties:
– 1., 4. en 6. Heemkundekring ‘Willem van Strijen’ Zevenbergen
– 2. en 5.
Heemkundige Kring ‘Fijnaart en Heijningen’
– 3. Stichting Heemkunde Moerdijk

Lees verder

Gemeente Moerdijk

Geboren!
De gemeente Moerdijk werd geboren op 1 januari 1997. Vijf kleine gemeenten werden opgeheven en samengevoegd tot één grote gemeente.

Wat zijn gemeenten?

Mensen willen dat zaken in hun omgeving goed en naar behoefte worden geregeld. Dat geldt voor een huishouden, maar ook voor het gebied waarin mensen wonen. Van oudsher werken mensen daarom samen en kiezen ze vertegenwoordigers die het regelen en besturen op zich nemen. Er zijn grenzen nodig om af te bakenen welk gebied bestuurd wordt. Zo zijn uiteindelijk gemeenten ontstaan. Er zijn veel grenzen in ons land. Het is bijzonder dat die grenzen onzichtbaar zijn. Kijk maar eens op Google Earth!

Gemeenten zoals wij ze kennen zijn ontstaan door de Gemeentewet van 1851, gemaakt door Thorbecke (staatsman, minister, minister-president, grondlegger van onze parlementaire democratie en opsteller van de nieuwe grondwet van 1848). Die Gemeentewet bepaalde o.a. dat inwoners een gemeenteraad kiezen en dat het minimum voor een gemeente een kiezersaantal van 25 belastingbetalende mannen was. Daardoor waren er vroeger heel veel kleine gemeenten (1).

Waarom herindeling?

Herindelen van gemeenten gebeurt al vanaf de 19de eeuw. Een kleine gemeente was niet altijd krachtig genoeg, vooral niet als er grotere “buren” waren. Grensoverschrijdende zaken zijn ook lastig, zoals een weg of een riolering. Bovendien moet een gemeente niet alleen veel wetten uitvoeren maar ook zaken zoals het ophalen van afval verzorgen. Samenwerken is dan nodig, herindelen vaak handiger.

Vanaf 1970 begon de noodzaak van herindeling meer te dringen. Besturen werd ingewikkelder. De Rijksoverheid gaf steeds meer taken aan gemeenten. Dit heet “decentralisatie”. Zaken worden niet meer centraal geregeld omdat dichter bij burgers meer maatwerk geleverd kan worden. Voor al die taken waren steeds meer ambtenaren nodig, grotere kantoren, meer kennis, enz. Om dat goed te doen en betaalbaar te houden vonden gemeentelijke herindelingen plaats (2).

Herindeling

De Tweede Kamer besloot ook West-Brabant opnieuw in te delen. Bestuurders en inwoners liepen daar niet warm voor. In ’t algemeen vond men het best goed gaan en zag men weinig voordelen van een herindeling. Maar de Tweede Kamer vond dat kleine gemeenten onvoldoende waren toegerust om de gedecentraliseerde wetten uit te voeren. Op 1 januari 1997 werden in West-Brabant nieuwe grenzen vastgesteld. Vijf kleine gemeenten verdwenen, één grote gemeente ontstond. De gemeente Moerdijk was geboren (3).

Waarom Moerdijk?

De belangrijkste reden voor deze herindeling was om het industrieterrein Moerdijk op het grondgebied van één gemeente te brengen. Het terrein ging immers over meerdere gemeentegrenzen heen en werd bestuurd door vier gemeenten en de provincie. Dat is erg onhandig.

Een andere reden was dat de overheid fulltime wethouders wilde hebben. Mensen die het besturen er niet ‘even’ bij doen maar het als vak onder de knie krijgen. Een gemeente moet daarvoor minimaal 18.000 inwoners hebben.

De herindeling van West-Brabant was een flinke puzzel waarvan uiteindelijk vijf stukjes de gemeente Moerdijk gingen vormen. Het is nu in oppervlakte de grootste gemeente van Brabant, met de industrieterreinen Moerdijk en Dintelmond, elf dorpen en stadjes, een groot buitengebied en ongeveer 37.000 inwoners.

Tijdgeest: fusie en schaalvergroting

De drang tot herindeling past in de geest van die tijd. Op allerlei gebieden vonden fusies en schaalvergroting plaats. Denk maar aan middelbare scholen, woningcorporaties, ziekenhuizen, thuiszorgorganisaties, vervoersbedrijven, banken, winkelketens en nog veel meer. Alles werd groter, er ontstonden enorme organisaties. Die schaalvergroting werd deels ingegeven door de wens om efficiënter en goedkoper te werken, mede mogelijk gemaakt door de snelle digitale ontwikkelingen.

Identiteit en zelfbestuur

Een grote gemeente heeft voor- en nadelen. Moerdijk wordt bestuurd als eenheid maar er is erg veel verscheidenheid (zie ook de andere vensters). Ieder dorp of stadje heeft z’n eigen karakter en geschiedenis. De bewoners koesteren dat en zien dat graag terug in beleid en besluiten van de gemeente. Al snel na de herindeling lieten groepjes inwoners zich horen. Zij wilden het gemeentebestuur adviseren over zaken uit hun eigen gemeenschap. Hieruit ontstonden stads- en dorpsraden. Ieder kern heeft nu, in 2012, een dorps- of stadsraad. Deze raden hebben regelmatig contact met de gemeente en geven gevraagd en ongevraagd advies op allerlei terreinen. Bovendien proberen ze op eigen kracht zaken in hun gemeenschap te verbeteren en dingen op te lossen. Vanuit hun eigen identiteit doen de inwoners op deze wijze ook weer aan zelfbestuur. Die behoefte aan identiteit en zelfbestuur kun je ook noemen: de hang naar “de menselijke maat”. Bij andere organisaties die enorm groot zijn geworden zie je tegenwoordig ook een toenemende roep om zaken op “de menselijke maat” te organiseren. Niet te groot en niet te klein (4 en 5).

Wat de beste schaalgrootte is zal de tijd ons leren.

Bronnen illustraties:
– 1.
Google Maps
– 2.  www.moerdijk.nl

– 3. en 5. Bea Hoeks- de Laat

– 4. www.dorpsraadstanddaarbuiten.nl

Lees verder

Moerdijk in 2050

In het begin van deze eeuw heeft de gemeente Moerdijk een structuurvisie, gericht op de toekomst, vastgesteld. In dit venster wordt teruggekeken op die visie en wordt een beeld geschetst van de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Moerdijk in de afgelopen jaren.

De omlegging van de provinciale N285 bij Zevenbergen blijkt een gouden greep te zijn. Het verkeer raast nu veel verder van de bebouwde kom af, waardoor de overlast minder is. Bovendien is er tussen de randweg en de oude kern ruimte ontstaan die heel speels is ingevuld. De jachthaven bij de oude suikerfabriek is eindelijk een volwaardige recreatievoorziening geworden en het Nationaal Vlasserij- en Suikermuseum kan toch nergens beter zitten dan in het oude ketelhuis van de suikerfabriek? Bovendien was Heemkundekring Die Overdraghe dolblij toen ze de beschikking kreeg over het voormalige museum aan de Stoofdijk. De opening door koning Willem en koningin Maxima deed het Oranjehart van Klundert kloppen als nooit te voren.

De Nieuwe Haven in Zevenbergen moet nog groeien. De verwachtingen waren in het begin van de 21e eeuw ook veel te hoog gespannen. Het gemeentebestuur dacht dat Zevenbergen een echt watersportcentrum zou worden. Maar het water stroomt veel te snel van het Hollandsch Diep naar het Volkerak. Daar had het Rijk, toen ze het opengraven van de haven mede financierde, geen rekening mee gehouden.

Het schitterende groengebied tussen Klundert en Noordschans is een klein maar hoogwaardig natuurgebied geworden. Een prima uitwerking van wat we vroeger de Ecologische Hoofdstructuur noemden. Omdat we anno 2030 liever spreken van ‘Met groen meer doen’ zijn de gebruiksmogelijkheden van de groenstrook veel groter. Honderden basisscholieren bezoeken de strook jaarlijks voor een eerste kennismaking met natuurwaarden.

Wie herinnert zich nog de overlast van het verkeer dat zo’n dertig, veertig jaar geleden dagelijks door Klundert denderde? De aanleg van de Den Engelseweg tussen de Stoofdijk en de Zevenbergseweg heeft veel hinder weggenomen. En het gaf de bewoners van de experimentele woningbouw op de voormalige Bult van Pars de rust die ze zochten.

Over rust gesproken: in Willemstad is de jarenlange strijd tussen de toeristisch-recreatieve ondernemers en de oorspronkelijke Willemstadters eindelijk beslecht. De belangen liepen te ver uiteen. De eerste groep wilde nog meer hotels, nog meer jachten en vooral nog veel meer toeristen. “Nee”, zei ‘de Willemstadter’ begin jaren ’20, “tot hier en niet verder”. Het oude Willemstad was haast niet herkenbaar en steeds meer authentieke vestingbewoners zochten hun heil in de nieuwbouwwijkjes Kloosterblokje VIII en IX. Met de intentieovereenkomst ‘Rust na Rumoer’ kan de strijdbijl na tientallen jaren eindelijk worden begraven.

Hoe bijzonder was het in 2025 toen carnaval in Willemstad in de grote optocht haast een politieke lading kreeg. Voor- en tegenstanders van ‘Rust na Rumoer’ reden met zelfgemaakte praalwagens om hun standpunten luister bij te zetten. Aan prinses Pauline III en haar Raad van Elf de moeilijke taak een winnaar aan te wijzen. Die carnavalszaterdag bleef het nog lang rumoerig in de vesting, waarna de rust wederkeerde.

En ach, het oude dorp Moerdijk. Wat nog rest is de oude marechausseekazerne aan de Steenweg. Het enige gebouw dat mocht blijven staan. Als leeuwen hebben de Moerdijkers gevochten voor hun dorp. Zelfs de samenwerking met de oud-inwoners van het Belgische Doel  mocht niet baten. Het dorp Moerdijk moest weg. Plaats maken voor de almaar uitdijende industrie. In 2025 is het evenement ‘Moerdijk te Kijk’ nog één keer gehouden waarna het doek viel. Dat ging met veel emoties, weerstand en verdriet gepaard. Emoties waar de havendienst, die nu in de kazerne huist, helemaal niets mee heeft.

Standdaarbuiten en Fijnaart hebben pech gehad. Anders is het niet te omschrijven. De ontwikkeling van de gemeente Moerdijk voltrok zich in Zevenbergen, Klundert en Willemstad. In het oude champignondorp Standdaarbuiten mochten geen woningen meer worden gebouwd en ook in de Fendert ligt de woningbouw al jarenlang stil. Hoewel de gemeente Moerdijk via het ‘Instandhoudingsprogramma 2022’ tientallen miljoenen in de twee dorpen heeft gestoken om verval tegen te gaan, stralen Standdaarbuiten en Fijnaart nu vooral vergane glorie uit. De nieuwe politieke vereniging Historisch Appèl Fijnaart en Standdaarbuiten (Hafes) wil de twee kernen in oude luister herstellen. De belangrijkste vraag blijft: wie zal dat betalen?

In het begin van deze eeuw had het college van B en W nog de mond vol van hoogwaardige industrie. Die moest op Industrial Park Moerdijk komen, op Zwanengat en op Dintelmond. Wie had toen kunnen bedenken dat zonne-energie zo’n vlucht zou nemen. Oké, er zijn mensen die de vele hectaren zonnepanelen in de Zonnepolder (v/h De Ruigenhil) niet zo kunnen waarderen maar wie dat hardop durft te zeggen wordt meteen de mond gesnoerd. Voorstanders wijzen op de miljoenen die de verkoop van zonne-elektriciteit oplevert voor de gemeentekas en op alle voorzieningen die zonder dit ‘spiegellandschap’ niet mogelijk zouden zijn geweest.

De gemeente Moerdijk is de energie- en eurocrisis van rond 2015 goed doorgekomen. Er zijn harde keuzes gemaakt maar over het leed dat daarmee gepaard ging spreekt nu nog slechts een enkeling. Het is niet voor niks natuurlijk dat een oud-wethouder van Moerdijk nu minister-president is geworden.

Bronnen illustraties:

– 3: NS Hispeed

Lees verder

Eigen aardigheden

Wist U dat……

… in het oude Raadhuis van Willemstad de oudste luidklok (einde twaalfde eeuw) van Noord-Brabant hangt en wellicht ook de oudste van Nederland?

… Willemstad de enige plaats in de gemeente Moerdijk en wellicht in heel Noord-Brabant is, die geen carnavalstraditie heeft?

… Heemkundekring “Willem van Strijen” elk jaar voor haar leden zijn traditionele poteravond houdt. “Poters met worst”, een warme maaltijd op de Brabantse kleigrond voor de “kleyne luiden” uit vroeger jaren (negentiende en begin twintigste eeuw).
(Poters zijn kleine pootaardappelen die vroeger, na het aardappelen rooien, op het land achter bleven en vervolgens werden geraapt. Zij werden gewassen, kop en kont eraf gesneden en ongeschild in de pan gebraden met boter of vet. De worst was de nu nog bekende verse worst. Deze twee gerechten werden in de pan op tafel gebracht waarbij dan vaak ook warme en/of koude zult werd gegeten. De drank erbij was water, maar op zondag of tijdens een feestelijke gebeurtenis was er donker bier).

… er met name in Moerdijk veel visgerechten werden gegeten. Gebakken spiering (de kleintjes met graat en al), gekookte spiering en spiering in het zuur, ingelegd in het zuur met kruiden. Schol en schar werden gedroogd. Paling gestoofd of gebakken en er werd ook palingsoep gemaakt.

… het Westbrabants dialect door de oudere inwoners van de gemeente Moerdijk nog gesproken wordt. Van woorden die met een ‘h’ beginnen, spreken ze de ‘h’ niet uit en bij woorden die met een klinker beginnen, zetten ze de ‘h’ ervoor b.v. ‘n Ontje (hondje) in ‘n okje (hokje) op ’n aandjevol (handjevol) ooi (hooi) of “Eete gij Arrie mee d’n A van haop (aap) of mee de A van Endrik (Hendrik)”

… in dat Westbrabantse dialect een flink aantal Franse woorden zijn blijven hangen, die nog steeds gebruikt worden:

Een kleine selectie:
Affeseere – opschieten, voormaken
Akkederen – het goed met elkaar omgaan
Allé – kom op, schiet op\
Aprèl, april – op-/afrit aan een dijk
Baskwiel (beskwiel) – bascule
Feduusie – vertrouwen
Impersaant – ondertussen
Kanalje – etterbak
Kaseweel – bijzonder
Kesjèt – corset
Ket (verket, ferket) – vork
Kezjèèr – cuisinière (soort fornuis)
Klotje – alpinopetje
Loozie – horloge
Meepesaant – intussen
Navenant- naar verhouding
Nondejuu – soort vloek
Onjeklonje – eau de cologne
Onstraant – brutaal
Poelie – jonge kip, kuiken
Revetje – sluitringetje
Rinneweren – vernielen
Sebiet – straks
Sjuust – juist, precies
Straant – zelfverzekerd
‘n Tas koffie – ’n kopje koffie
Temptatie – opschudding
Toepertoe – dunne sneetjes brood met veel beleg
Toerlezjoer – op stap gaan
Traktement – zakgeld
Verkèt – vor

… er in de Nederlandse taal een spreekwoord bestaat dat zijn oorsprong vindt in Moerdijk:
‘Hij kijkt naar de Klundert of de Willemstad in brand staat’, wat wil zeggen dat hij behoorlijk scheel is.

… in 1812, tijdens de veldtocht naar Rusland, ongeveer 20.000 jonge Nederlandse mannen met Napoleon Bonaparte (merendeels als loteling) zijn meegegaan als onderdeel van de Grande Armée. Alleen al uit Zevenbergen kwamen er meer dan 100. Velen daarvan zijn gesneuveld of vermist; nog geen 60% komt terug. Onder hen was Pieter van Boxtel. Pas een paar jaar na de oorlog komt hij thuis aan, verlopen en uitgehongerd; zijn eigen moeder herkent hem in eerste instantie niet.

… een aantal inwoners en oud-inwoners van de gemeente Moerdijk ervoor gezorgd hebben dat de gemeente en/of hun woonplaats op de kaart werden gezet. Zonder de niet-genoemden tekort te willen doen, denken we hierbij aan:

  • Jan van den Tempel uit Willemstad, minister van Sociale Zaken van 1941 tot 1945,
  •  Jaap Burger uit Willemstad, minister zonder portefeuille in 1943 en minister van Binnenlandse Zaken van 1944 tot 1945,
  • Fons van der Stee uit Langeweg, minister van landbouw van 1973 tot 1977,
  • Mgr. Petrus Hopmans uit Noordhoek, bisschop van Breda van 1914 tot 1951,
  • Wim van Est uit Fijnaart, wielrenner, etappewinnaar in de Tour de France en in 1953 de eerste Nederlandse gele truidrager,
  • Piet van Est, eveneens wielrenner en etappewinnaar in de Giro d’Italia,
  •  Martin Venix uit Zevenbergen, wereldkampioen wielrennen achter de grote motoren in 1979 en 1982,
  • Angelique Seriese uit Zevenbergen, wereldkampioen judo in 1995,
  • de volkszangers Jan Boezeroen (Johnny Goverde) uit Zevenbergen en Frans Bauer uit Fijnaart,
  • enz.

… een aantal Moerdijkse kernen, trots als ze zijn op zichzelf, een eigen volkslied hebben, dat bij speciale gelegenheden gezongen wordt.
Een aantal van deze volksliederen zijn door plaatselijke koren opgenomen. De CD die we daarvan gemaakt hebben, hebben we als “eigen aardigheidje” bij deze canon gevoegd. (volgt nog)

Bronnen illustraties:
– 1. Heemkundige Kring ‘Fijnaart en Heijningen’
– 2. Bea Hoeks- de Laat

– 3. en 4. Marcel Otterspeer
– 5. Jan Biemans
Zie ook:

www.westbrabantsemolens.nl

www.molens.nl
www.molenstichtingnoord-brabant.nl

Lees verder